Witte barrières
De mens is multitude. Of het nu om gender, kleur, religie, lichamelijke en geestelijke mogelijkheden, of anderszins gaat. Diversiteit in de wereld is een onmiskenbaar feit. Toch wordt ons via media – of het nu tv, radio, kranten, bladen of musea zijn – vandaag de dag nog steeds een monocultuur voorgeschoteld. Maar er is ook verandering gaande, constateert Lilith Magazine co-founder Hasna El Maroudi. Hasna keek naar de documentaire White Balls on Walls (2023) van regisseur Sarah Vos over de worsteling van het Stedelijk Museum Amsterdam met “diversiteit en inclusie” en sprak met de Zuid-Afrikaanse visual activist Zanele Muholi over het doorbreken van witte barrières.
Bij de lancering van Lilith Magazine in 2019 in het Stedelijk Museum in Amsterdam waren we hoopvol gestemd. Het was Internationale Vrouwendag en het museum stroomde – haast letterlijk – over van jonge vrouwen en non-binaire mensen die droomden van een nieuwe, eerlijkere wereld. De organisatie Mama Cash had net een onderzoek uit laten voeren naar de representatie van vrouwen in de kunstwereld. De conclusie was niet verrassend, maar toch schokkend: slechts 14 procent van de werken in musea in Nederland was van de hand van vrouwen. Met het Stedelijk Museum Amsterdam was het nog slechter gesteld: slechts 4 procent van de collectie was in 2019 van de hand van een vrouwelijke kunstenaar of ontwerper. Het onderzoek was binair ingesteld; onduidelijk is of het museum werken van non-binaire kunstenaars of ontwerpers in de collectie heeft, en ook naar kleur of land van herkomst werd niet gekeken.
De cijfers maakten duidelijk dat er werk aan de winkel was. Het museum pakte de handschoen op, bijvoorbeeld door een werk van de Nederlands-Colombiaanse kunstenaar Raquel van Haver en de Nederlandse beeldend kunstenaar Jacqueline de Jong aan te kopen. Ook zette het de deur open voor het grote feministisch festival waar Lilith werd gelanceerd. Verandering hing in de lucht.
Fast Forward naar 2023 en er is daadwerkelijk een hoop veranderd. Mannen domineren nog steeds de collectie (met 55 procent), maar het aantal werken dat van de hand van vrouwen is, is fors toegenomen. Van 4 procent naar maar liefst 20 procent. Wel is het nog steeds onduidelijk hoeveel werken van non-binaire kunstenaars of ontwerpers het museum in bezit heeft. En hoewel het museum zichzelf ten doel heeft gesteld om meer dan 50 procent van het aankoopbudget te besteden aan makers van kleur, is niet duidelijk hoeveel werken van makers van kleur het in de collectie heeft. Je raadt het al: ook daarover houdt het museum geen cijfers bij.
In de documentaire White Balls on Walls van regisseur Sarah Vos, krijgt de kijker een kijkje achter de schermen in hoe het museum een inclusiviteitsslag probeert te maken. De documentaire opent met een vergadering waarin medewerkers – allemaal witte mensen – praten over het opzetten van een nieuwe, meer inclusieve, koers. Eén met meer werken van vrouwen in de collectie, maar ook met meer werken van mensen van kleur en Zwarte kunstenaars. Let wel: aan het begin van dit proces hangen er in het museum geen werken van makers van kleur op zaal. Niet één. Het is een treffende lacune, al wil het niet zeggen dat het museum geen werken van Zwarte kunstenaars in de collectie heeft of had, noch wil het zeggen dat het museum deze niet eerder tentoon heeft gesteld. Zo presenteerde het Stedelijk Museum Amsterdam in 2017 nog de eerste museale solotentoonstelling in Nederland van de Zuid-Afrikaanse visual activist Zanele Muholi, die met diens werk witte instituties zoals het Stedelijk Museum probeert te dekoloniseren.
Muholi (1972, Umlazi, Durban) noemt zichzelf nadrukkelijk een visual activist. Hoewel je hun werk zou kunnen scharen onder fotografie, is het vooral de politieke boodschap in diens werk die hen drijft. De afgelopen jaren werkte Muholi aan verschillende fotoseries, op het snijvlak van kunst-, mode- en documentairefotografie. Zo maakte hen bijvoorbeeld FACES, een serie met foto’s van Zuid-Afrikaanse queer en trans personen. De fotoserie ‘Somnyama Ngonyama’ (Hail the Dark Lioness) is al elf jaar in de maak en wordt continu geüpdatet. Hierin staat Muholi zelf model en meet zich voortdurend verschillende identiteiten aan. Dan speelt hen op pijnlijk cynische wijze met karikaturen van “de” Zwarte vrouw, of vertelt de kunstenaar-activist het verhaal van diens moeder, die jarenlang als schoonmaakster werkte. In hun werk probeert Muholi ruimtes open te breken die voorheen niet toegankelijk waren voor mensen van kleur en Zwarte mensen.
“Wanneer we mensen vieren, vieren we zelden de mensen die onopgeleid zijn, of de mensen die aan de randen van de samenleving leven, of wier stemmen we zelden horen”, vertelt Muholi via een videoverbinding wanneer ik hen vraag waarom hen de beelden maakt die hen maakt. Het is januari en Muholi is op dat moment in Genk, België waar diens fotoserie ‘Somnyama Ngonyama’ wordt tentoongesteld. “Die mensen, dan heb ik het over mensen zoals mijn moeder, zijn doorgaans alleen relevant als studieobject. Pas wanneer de bestaande macht hen wil bestuderen, zien, horen of lezen we over hen. Ik vind dat problematisch. Ik wil dus het verhaal van mijn moeder vertellen en toevoegen aan het culturele archief.” Muholi’s werk is in die zin een pleidooi om volwaardig deel uit te kunnen maken van ruimtes waar mensen van kleur, Zwarte mensen en mensen uit lagere sociaal-economische klasse voorheen geen (vanzelfsprekend) deel van uitmaakten. “Ik wil de afwezigheid van onze lichamen in ruimtes, waarin ook wij het recht hebben aanwezig te zijn, ongedaan maken”, zegt hen. “Uiteindelijk sta ik voor de politieke agenda van inclusie, maar inclusie kan niet ontstaan als we er niet zelf ook verantwoordelijkheid voor nemen.” Daarmee bedoelt hen: ruimte in durven nemen en ruimtes durven te claimen.
Dat gaat echter niet zomaar. Toegang tot die witte ruimtes kan niet zonder meer afgedwongen worden. Maar wat kun je dan wél doen? “Verandering kan niet getheoretiseerd worden”, legt Muholi uit. “We moeten praktisch omgaan met de wijze waarop wij strategisch tussen ruimtes bewegen. Als mijn werk in een museum getoond wordt, zal de volgende persoon van kleur of Zwarte persoon er ook komen. Musea bestaan voor ons allemaal en zolang wij burgerschap hebben, horen die ruimtes ook ons toe. Als je belasting betaalt in dat land, is het museum ook van jou.”
In White Balls on Walls ziet de kijker hoe het openbreken van het Stedelijk Museum Amsterdam zich met hakken en stoten ontvouwt. De vanzelfsprekende inclusiviteit die Zanele voorstaat, is lang zo vanzelfsprekend niet. Alle clichés worden in de documentaire doorlopen. Je ziet medewerkers gesprekken voeren over wat inclusie precies betekent, welke woorden wel of niet gebruikt zouden moeten worden, de vraag wordt opgeworpen of Zwarte medewerkers vanwege hun huidskleur zouden zijn aangenomen of vanwege hun expertise – en of de Zwarte medewerker zelf daar weleens over twijfelt, en of er quota voor de collectie gehanteerd moeten worden. Het wordt in de documentaire niet letterlijk gezegd, maar de aankoop van een wandsculptuur van de Ghanese kunstenaar El Anatsui (ter ere van het 125-jarige bestaan van het museum) lijkt een heldere stap om de eigen collectie te diversificeren. Het werk komt te hangen aan een muur tegenover een werk van de Russische kunstschilder Malevitsj, tot grote vreugde beeldend kunstenaar Remy Jungerman, wiens voorouders Marrons waren, die roept: “Wow, wat een feest.” En: “Te gek dat El Anatsui in deze zaal mag zijn.” Het woordje “mag” impliceert de doorgebroken machtsverhouding.
Dat deze fysieke aanwezigheid van (werken van) mensen van kleur en Zwarte mensen in museale context voor sommige witte mensen moeilijk te verkroppen is, wordt ook in de documentaire pijnlijk duidelijk, wanneer een bezoeker, een witte man, gevraagd wordt naar zijn mening over de tentoonstelling Kirchner en Nolde: Expressionisme. Kolonialisme. De expositie is er één met werken van de gelijknamige makers waarbij ze knallende kleuren gebruiken om mensen uit gekoloniseerde gebieden te portretteren. Naast de kunstwerken hangen videoschermen waarop mensen te zien zijn die de kijker van achtergrondinformatie voorzien. Zij plaatsen de werken van de Duitse Ernst Ludwig Kirchner en de Duits-Deense Emil Nolde in een bredere, koloniale, context. De bezoeker zegt het overdreven politieke correctheid te vinden. “Ik zie overal Zwarte mensen verklaren over de context”, zegt hij. “En dan denk ik: ja, het is niet een tijdsbeeld waar ik me gelukkig in voel en waarschijnlijk veel mensen van mijn generatie niet." Dat ongemakkelijke gevoel illustreert treffend de verschuiving van de norm, waarbij de witte man lang de norm was, en de Zwarte mens het object. Volgens Charl Landvreugd, Hoofd Onderzoek & Curatorial Practice bij het Stedelijk Museum Amsterdam, draaide de expositie ook om “witheid die naar zichzelf kijkt. Dat Zwarte mensen erin voorkomen is circumstantial.” Een bijkomstigheid, dus.
Directeur Rein Wolfs liet documentairemaakster Sarah Vos vanaf zijn aantreden in december 2019 achter de schermen van het Stedelijk Museum meekijken en dat is lovenswaardig. Daar waar menig bedrijf diversiteit en inclusie vooral als “moetje” of subsidiestrategie ziet, lijken de intenties van Wolfs oprecht. De grote vraag is of het museum uiteindelijk geslaagd is en inclusiever is geworden. De documentaire laat de intenties zien, maar geeft op die vraag uiteindelijk geen duidelijk antwoord. De cijfers (of het gebrek eraan) doen dat wel.
Uiteindelijk is verandering een proces. “Ik wil dat we op een punt komen waarop we onze aanwezigheid niet langer hoeven te onderhandelen. Dat we ons niet meer in allerlei bochten hoeven te wringen om volwaardig deel uit te kunnen maken van die ruimtes”, zegt Muholi, en op dat punt zijn we nog niet. Toch is hen hoopvol. “Lange tijd zijn Zwarte mensen door anderen nagedaan. Nu zijn we dat ‘anders zijn’ aan het ontmantelen, en zeggen we: dit ben ik. Ik ben er voor mezelf, ik spreek voor mezelf, niemand hoeft namens mij te spreken. We leven nu in andere tijden. It’s a period of undoing.”