9 vragen over de uitbreiding van artikel 1 van de Grondwet

Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet is twee begrippen rijker, namelijk “handicap” en “seksuele gerichtheid”. Hiermee luidt het uitgebreide artikel: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”. Wat betekent dit in concrete situaties? Wij legden enkele situaties voor aan juridisch redacteur, commentator en columnist Folkert Jensma. 

Wat is het verschil met de Europese en andere internationale verdragen waar deze rechten al in verankerd stonden? De rechten in deze verdragen zijn ook van toepassing op Nederland, waarom is er dan toch voor een uitbreiding gekozen?

De uitbreiding van artikel 1 met ‘seksuele gerichtheid’ en ‘handicap’ is om aandacht af te dwingen voor de fundamentele discriminatie die er op deze twee gronden nog steeds bestaat. En de plicht voor de overheid om daartegen op te treden te onderstrepen – dus meer bescherming van deze groepen tot stand brengen. Ik zie het ook als een defensieve stap: voorkomen dat in de toekomst ooit iemand op het idee zou komen om deze categorieën juist weer te gaan benadelen. Kijk maar eens wat voor lhbtqi-vijandige taal op dit moment in sommige Oost-Europese landen te horen is.

Er is inhoudelijk voor zover ik weet geen verschil met wat er in verdragen op dit punt al staat. Het gaat hier om het verbijzonderen, het nader omschrijven van een algemeen principe voor met name genoemde groepen. Het heeft een hoog symbolisch karakter – waarmee ik het niet wil relativeren. In verdragen waar Nederland zich aan moet houden, komen soms nog andere, ‘extra’ verboden discriminatiegronden dan in de Nederlandse Grondwet.

In artikel 45 van het EU-Werkingsverdrag staat bijvoorbeeld dat discriminatie op basis van nationaliteit is verboden [“tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.”, red]. Dat staat dus niet letterlijk zo in de eigen Grondwet. Leuk weetje: in België, bekend om z’n taalstrijd, bestaat een wettelijk begrip dat ‘taalracisme’ heet (wanneer je mensen discrimineert omdat ze een andere landstaal spreken, red.) en strafbaar is gesteld.

Waarom is er gekozen voor de term ‘seksuele gerichtheid’ en niet voor ‘seksuele geaardheid’? Zit daar een verschil in? 

Goede vraag, weet ik niet. In de parlementaire discussie waren tegenstanders bezorgd dat ‘gerichtheid’ mogelijk te veel zou kunnen (gaan) omvatten. Bijvoorbeeld, hou je vast, necrofilie, pedofilie en zoofilie. Zou straks niet bedacht worden dat ook dát bescherming zou moeten gaan krijgen? De initiatiefnemers stelden de Eerste Kamer gerust – nee, dat is en blijft strafbaar.  

Wat kan deze wetgeving betekenen voor bijvoorbeeld ouders die zien dat het lesmateriaal niet inclusief of ronduit stereotyperend is?

In praktische zin: weinig tot niets. Voor de Nederlandse rechter kan een burger geen rechtstreeks beroep doen op de Grondwet: het is de rechter verboden regels direct te toetsen aan de Grondwet. Alleen het parlement toetst aan de Grondwet, daarin geadviseerd door de Raad van State. Als er ‘niet inclusief’ of ‘stereotyperend’ lesmateriaal in omloop is, dan is dat in de eerste plaats een politiek debat. Juridisch is het eventueel te bestrijden met een beroep op bijvoorbeeld het algemene discriminatieverbod uit art. 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat verbiedt onderscheid “op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status”.

Deze uitbreiding kan geloof ik bijdragen aan awareness, en is in dat opzicht symbolisch goed, maar ik ben niet per se blij. In de wet stond al: “of op welke grond dan ook”, dus handicap en seksuele gerichtheid hoorden daar al bij.
— Jeanette Chedda, politicus en oprichter Feminists Against Ableism

Het is voor personen met een verstandelijke beperking niet altijd vanzelfsprekend dat ze kinderen mogen baren. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport stelde in 2006 dat het ontmoedigen van een kinderwens bij gehandicapte personen wenselijk is wanneer verantwoord ouderschap slechts mogelijk is dankzij een ondersteunend netwerk. Ook zei het dat anticonceptie en voorlichting over seksualiteit prioriteit hebben. Zal het door deze wet voor deze groep makkelijker worden kinderen te mogen baren?

Ik denk dat we daar bescheiden verwachtingen van moeten hebben. Alweer: het hangt helemaal af van de mate waarin zo’n artikel in het maatschappelijke of politieke debat zal worden ingezet. Feitelijk is de Grondwet in Nederland door het toetsingsverbod een papieren tijger.

Betekent de uitbreiding van artikel 1 met non-discriminatiegrond “handicap” dat publieke instellingen, zoals de Eerste Kamer, die nu niet of slecht toegankelijk zijn voor personen met een fysieke beperking, aangepast moeten worden? Zo niet, op welke manier zal de wet (kunnen) bijdragen aan zulke publieke instellingen? 

Die plicht tot aanpassing bestond ook al zonder deze toevoeging. In art. 1 staat immers al dat discriminatie is verboden ‘op welke grond dan ook’. Daaronder valt uiteraard ook de handicap. Hooguit kun je hopen dat doordat ‘handicap’ nu letterlijk is vermeld, de plicht om daar geen onderscheid naar te maken, beter wordt gevoeld door het bestuur en de samenleving en dus ook eerder wordt gehoorzaamd. De uitbreiding van het artikel heeft vermoedelijk meer effect in het maatschappelijk verkeer.

Wat betekent de uitbreiding van de wet voor het openbaar vervoer dat vaak niet toegankelijk (genoeg) is voor personen met een lichamelijke handicap? Worden stations of treinen toegankelijker gemaakt? 

Er bestaat sinds 2017 al een wettelijke plicht om openbare gebouwen toegankelijk te maken – zo’n uitbreiding kun je dan zien als een bevestiging, een verankering daarvan.

Zal conversietherapie nu strafbaar worden door de uitbreiding met non-discriminatiegrond “seksuele gerichtheid”?

Nee, niet automatisch. Dat moet de wetgever apart regelen.

Mogen weigerambtenaren nu niet meer weigeren om partners van hetzelfde geslacht te trouwen?

Nee, weigerambtenaren mogen weigeren op basis van een ander grondrecht, namelijk gewetensvrijheid. Ik meen te weten dat het sinds 2014 gemeenten al verboden is ‘weigerambtenaren’ in dienst te nemen – en gemeenten mogen de bestaande groep ambtenaren overplaatsen of ontslaan, waardoor het fenomeen door natuurlijk verloop zal uitsterven.   

Mogen christelijke scholen dan nog lhbti+ studenten weigeren?

Ik vermoed van wel omdat de eveneens grondwettelijke onderwijsvrijheid particulieren het recht geeft om op basis van religie of levensbeschouwing leerlingen te (blijven) selecteren voor het bijzonder onderwijs. Grondrechten kunnen botsen, zoals dat heet. Het is dan aan de rechter uit te maken wat er voorgaat. In coronatijd kwam dat veel voor: recht op gezondheid vs. recht om je vrij te mogen bewegen.