Waarom inclusiever taalgebruik in de geboortezorg een topprioriteit zou moeten zijn
Inclusief taalgebruik wordt langzaam maar zeker steeds een beetje meer geaccepteerd in onze samenleving. De NS die “beste reizigers” omroept in de trein, in plaats van “beste dames en heren”, sollicitatieformulieren waarop je niet per se hoeft aan te geven of je je identificeert als man of vrouw, de Hema die jurkjes niet meer adverteert als “voor meisjes” en blauwe pakjes als “voor jongens”. Verloskundige Pia Sophia ziet echter dat de Nederlandse geboortezorg op dit gebied achterblijft. Daarom pleit ze voor meer inclusief taalgebruik in de geboortezorg.
Toen ik bijna acht jaar geleden startte aan de Verloskunde Academie, leerden we dat cis hetero koppels de norm zijn. Belt er iemand met een hoge stem naar de diensttelefoon, leerden we ervanuit te gaan dat we met een vrouw te maken hadden die moeder wordt, bijgestaan door een mannelijke partner die automatisch de vader zou zijn. In situaties waarin dat niet het geval was, waren de ongemakkelijke stiltes na verkeerd gebruik van voornaamwoorden niet op twee handen te tellen. Nu, een klein decennium later, houden voorlichtingsmaterialen voor verloskundigen en gynaecologen nog steeds geen rekening met de diversiteit die de zwangeren populatie kent. Zwangeren worden standaard aangeduid als “vrouwen”, (toekomstige) ouders worden in beeld gebracht door een vrouw met een baby in haar armen met een man naast haar. Ik betwijfel of het voorlichtingsmateriaal van vijftig jaar geleden er anders uitziet. In een tijdperk waarin sommigen van ons meer dan ooit zichzelf kunnen zijn, staat de rest van de maatschappij mijlenver van de werkelijkheid af.
Een artikel van het AD dat gaat over inclusief taalgebruik in de geboortezorg deed in mijn professionele kring veel stof opwaaien. Want geboortezorg, dat is uitsluitend iets voor vrouwen. Of toch niet? Het artikel beschrijft een ontwikkeling van een Brits ziekenhuis dat degenen met een baarmoeder niet per se als “moeder” aanduidt, en “moedermelk” verandert in “mensenmelk”, voor degenen die zich daar prettiger bij voelen. Voor de duidelijkheid: degenen die dat niet willen, verandert er niets. Hoewel we in Nederland ook spreken van “borstvoeding” en “zwangere”, vielen veel van mijn Nederlandse collega’s over dit artikel. Statistisch gezien zullen de meeste mensen die zwanger zijn er waarschijnlijk geen problemen mee hebben om aangesproken te worden met “zij”, “haar” of “bevallende vrouw”; valt “moedermelk” op zijn plaats bij de meeste mensen die hun baby borstvoeding geven en is “moeder” de nieuwe titel die ze dragen vanaf het moment dat hun kindje ter wereld is gekomen. Statistisch gezien…
Volgens Transgender Info zijn er in Nederland naar schatting zo’n 90.000 tot 390.000 transgender personen, afhankelijk van welke definitie je aanhoudt. Het is daarom niet onwaarschijnlijk dat geboortezorgwerkers in Nederland op een bepaald punt in hun carrière te maken zullen krijgen met nieuwe ouders die zich divers identificeren. Toch lijkt het in de ogen van geboortezorgland alsof dat ondenkbaar is. Kinderen baren is immers vrouwenwerk, zo is het altijd al geweest. Wat in dit geval voor het gemak even vergeten wordt, is dat taal altijd verandert. Met inclusief taalgebruik op de algemene maatschappelijke agenda, is het dan ook niet gek dat bepaalde ziekenhuizen ter wereld ervoor kiezen hun woordkeus aan te passen om iedereen een veilige geboorte-ervaring te gunnen. Veiligheid, dat is waar ieder van ons behoefte aan heeft. Al helemaal tijdens een ervaring zo intiem en kwetsbaar als het baren van een kind.
Nederland mist een initiatief dat zich richt op inclusief taalgebruik in de geboortezorg in ons land. Een simpele folder die synoniemen voorstelt voor woorden die wij als geboortezorgwerkers dagelijks gebruiken, zou een eerste stap kunnen zijn. Met als doel dat inclusief taalgebruik net zo goed de norm wordt als het nu de norm is om onderscheid te maken tussen “vrouwen” en “mannen”.
Het zou topprioriteit moeten zijn voor ons om iedereen dat veilige gevoel te geven waar zwangere, bevallende en pas bevallen mensen zo’n baat bij hebben. Vragen naar iemands gewenste voornaamwoorden en daar gehoor aan geven, zou net zo standaard moeten worden als het controleren van iemands naam en geboortedatum. Wat het voor een aantal mensen lastig maakt om dit te implementeren, is dat we in het Nederlands geen goed synoniem hebben voor het Engelse “they” en “them”. Het aanduiden van een persoon die zichzelf in het zweet staat te puffen in de verloskamer met “hen” en “die”, zal voor de meeste geboortezorgwerkers even wennen zijn. Wat we echter niet moeten vergeten, is dat het ongemak dat wij daarbij voelen in het niet valt bij de voordelen die bij een relatief simpele aanpassing van deze aard met zich meedraagt. De gezondheidsvoordelen van een persoon die zich veilig voelt, goed kan ontspannen en gezien en gehoord wordt tijdens één van de meest levensveranderende periodes die het leven te bieden heeft, zijn niet te vergelijken met de kleine moeite die het kost om iemands identiteit te respecteren. Dat is iets waar we ons als samenleving hard voor moeten maken. Want iedereen verdient de beste zorg, ongeacht de wijze waarop je je identificeert.