Half door Haroon Ali

Haroon Ali (38) is journalist, schrijver, columnist en co-host van Opgewonden, een podcast over seksualiteit in alle vormen en maten, die hij samen met Yora Rienstra maakt. Haroon heeft een Pakistaanse vader en Nederlandse moeder. Hij groeide op in een islamitisch gezin, maar stapte van zijn geloof toen hij uit de kast kwam als homo. Na de scheiding van zijn ouders hertrouwde zijn vader met met een Pakistaanse vrouw en kreeg
nog een zoon, Haroons 25 jaar jongere halfbroertje, die helemaal Pakistaans is.

Het non-fictieboek Half is een openhartige brief van Haroon aan zijn halfbroer, over zijn vervlochten wortels, de afwezigheid van hun vader en de beladen tocht die Haroon maakte door zijn vergeten vaderland, van noord naar zuid. Hij deelt met Lilith Magazine enkele ontmoetingen die hij had met Pakistaanse vrouwen, en vertelt wat hij van hen leerde.

Half verscheen vorig jaar bij De Bezige Bij. Meer lezen? Koop Half hier !

Half

Met alles wat ik je tot dusver heb verteld over mijn familie, met alles wat je zelf hebt meegemaakt met papa en jouw moeder, denk je vast dat dit het enig denkbare scenario is voor vrouwen: dat ze ten dienste staan van hun echtgenoot of anders alleen komen te staan. Maar in Lahore ontmoette ik vrouwen die niet in de schaduw staan van hun man, maar juist stralen in het felle zonlicht. Ik kreeg daar de zeldzame kans om als man vier werkende Pakistaanse vrouwen te spreken, zonder tussenkomst van familie of andere stoorzenders. 

Ik trof Miriam voor de ingang van de internetstart-up waar zij en twee vriendinnen werkten. Ze was al een opvallende verschijning, met haar korte haar, dat net boven haar oren viel. Ik had in Pakistan nog nooit een volwassen vrouw met kort haar gezien. We liepen naar de ingang van een goed beveiligd pand van glas en staal. Terwijl we in een vergaderzaal wachtten op de rest, vertelde Miriam dat ze van Gilgit naar Islamabad was verhuisd en later naar Lahore. Ze was aangespoord door haar vader, die vond dat ze meer levenservaring moest opdoen. Toen ze over hem sprak, verscheen er een glimlach op haar gezicht. 

Daarna kwam Samira binnen, die al meerdere hr- en managementfuncties had bekleed. Ze was Pakistaans, maar groeide op in de Verenigde Arabische Emiraten, waar veel meer vrouwen een hidjab droegen. In haar jeugd basketbalde Samira zelfs met een hoofddoek om, vertelde ze lachend. Maar in Pakistan ging ze ongesluierd door het leven. ‘Ik besefte dat een hoofddoek niet de enige manier is om Allah gelukkig te maken. Ik vind het nu belangrijker om een goed mens te zijn en me in te zetten voor anderen.’ Samira droeg de Pakistaanse dracht, maar met zoveel mogelijk kleur, wat paste bij haar opgewekte karakter. 

Rumeha, de derde vriendin die was uitgenodigd, was juist van top tot teen gesluierd. Ik zag alleen haar donkere, vurige ogen, omlijnd door een grijze nikab met zwarte spikkels. Rumeha vertelde dat het haar eigen keuze was om zichzelf volledig te bedekken. ‘Ik ga zelfs zo paardrijden, tot hilariteit van andere ruiters.’ Rumeha verhuisde van een gehucht naar Lahore om informatica te studeren en werkte als een van de weinige vrouwen tussen de mannelijke computernerds. ‘Maar ze behandelen me heel respectvol, alsof ik hun zus ben.’ Rumeha woonde alleen, mét goedkeuring van haar familie. ‘Ik moest alleen beloven dat ik mijn normen en waarden trouw blijf – en dat doe ik nog steeds.’ 

Afsa was de laatste die zich bij het gesprek voegde. Ze was de tegenpool van Rumeha en droeg een strakke spijkerbroek, een bloesje onder een strakke trui, met golvend lang haar en roze lippenstift. Ze noemde zichzelf de enige zelfstandige vrouwelijke reisleidster van Pakistan, die trips organiseerde voor binnenlandse en buitenlandse toeristen. Ze leek voor niemand bang. 

Ik bestudeerde de vrouwen, die de steriele vergaderruimte opfleurden met hun uiteenlopende looks. Ze wilden benadrukken dat ze niet werden onderdrukt in Pakistan, ongeacht wat men in het Westen dacht. Mannen maakten op straat weleens opmerkingen, maar gebeurde dat niet overal? Ze voelden zich niet beperkt in hun bewegingsvrijheid. En die bemoeizucht van mannen had ook voordelen: een vrouw in nood wordt altijd geholpen, ze staat nooit lang met pech langs de weg. 

Ze vonden het wel moeilijk dat er een glazen plafond is. Al was dat net zo goed de schuld van andere vrouwen, zei Afsa. ‘Veel vrouwen doen zich zwakker voor om eerder naar huis te gaan van het werk. Dat maakt het moeilijker voor ons om door het glazen plafond te breken, omdat mannen ons als zwak blijven zien.’ Miriam viel haar bij. ‘Vrouwen die succesvol willen zijn, vechten niet alleen tegen de vooroordelen van mannen, maar ook tegen de luie houding van andere vrouwen.’ 

De dames vertelden enthousiast, maar ze hielden zich ook in. Dus besloot ik ze na het groepsgesprek afzonderlijk van elkaar te interviewen, in een ander kantoortje. Daar vroeg ik naar intiemere zaken, zoals hun datingleven. Miriam had verkering met Junaid. Hij wist gelijk dat zij de ware was, maar zij voorzag gedonder. Junaid kwam uit een soennitische familie, de grootste stroming, maar Miriam en haar familie behoorden tot de ismaili, net als veel noorderlingen. Het was wrang dat de jonge vrouw die door haar vader was aangespoord om andere denkwijzen te verkennen, niet van hem mocht trouwen totdat Junaid zich tot haar religie had bekeerd. Dit had Junaid wel voor Miriam over, maar zijn familie was er niet blij mee. 

Reisfanaat Afsa ergerde zich vooral aan mannen die haar onafhankelijkheid niet respecteerden. ‘Ik was laatst op een trip naar Kashmir en de hoteleigenaar was een oude man met dochters die nog ouder waren dan ik. Wat een aardige, behulpzame vent, dacht ik nog. Maar toen ik eenmaal thuis was, begon hij me berichten te sturen. Ik antwoordde niet en wist dat ik zijn hotel de volgende keer zou mijden. Mannen hoeven nooit over dit soort gedoe na te denken, maar ik moet me altijd aan bepaalde grenzen houden en geen gemengde signalen afgeven.’ 

Het verbaasde me dat zelfs de vrome Rumeha soms werd lastiggevallen. ‘Er zijn in Pakistan vrouwen die misbruik maken van de anonimiteit die de nikab biedt en stiekeme dingen doen. Daarom krijg ik een lift aangeboden als ik op de bus sta te wachten, of krijg ik oneerbare voorstellen.’ Maar ze liet zich niet van de wijs brengen en zette door. Ze had namelijk nog grotere dromen te verwezenlijken en ging doorstuderen in Noorwegen. ‘Ik wil dus een man die met me samenwerkt, want ik wil vooruit. We moeten op één lijn zitten en samen door het leven.’ 

Afsa fascineerde me het meest, omdat zij het hardst tegen Pakistaanse conventies aan trapte. Ze vond het moeilijk om te daten. ‘Op de universiteit gaan de seksen vrijer met elkaar om, maar er zijn geen bars, geen plekken waar mannen en vrouwen samenkomen. Ik heb mannelijke vrienden en collega’s, maar het is lastig om te socializen. En zelfs als je iemand ontmoet, kun je niet echt een band opbouwen. Je kunt alleen met elkaar bellen, maar mag niet daten.’ 

Als vrijgezelle vrouw kon Afsa ook moeilijk woonruimte vinden. ‘Toen ik dertig werd, wilde ik onafhankelijk zijn en weg bij mijn ouders. Maar niemand wil een appartement verhuren aan single vrouwen, alleen aan families. Mijn ouders steunen me, wilden zelfs garant staan voor mij en logen dat we daar met de hele familie zouden wonen. Maar toen ik op oudejaarsavond een feestje had gegeven, kwam de huisbaas erachter dat ik daar alleen woonde en zei hij dat ik de rust verstoorde. Nu woon ik dus weer noodgedwongen bij mijn ouders.’ 

Na afloop van de gesprekken gaf Afsa me een lift terug. Ik zag dat automobilisten opkeken omdat een vrouw aan het stuur zat met een man ernaast. Afsa liet zich er niet door afleiden en hield haar blik op de weg. Deze vrouwen verschilden zo van mijn nichten in Rawalpindi, omdat ze lak hadden aan wat de omgeving van hen vond. Ze stonden hoger op de maatschappelijke ladder en konden daarom hun eigen behoeften boven die van een partner stellen. Wat me vooral bijbleef was hun ambitie, die veel verder reikte dan de grenzen van Pakistan. 

Het land verandert. Twee vrouwelijke journalisten vertelden me dat meisjes uit de middenklasse grote sprongen maken. Ze doen het beter op school dan jongens, krijgen een baan en verdienen hun eigen geld. Ze zijn dus minder afhankelijk van een man en bepalen zelf wanneer ze willen trouwen, of ze een liefdeshuwelijk willen of dat ze hun ouders een partner laten uitzoeken. En als het huwelijk niet werkt, kunnen ze scheiden van hun man. Er is nu een uitweg. 

In Lahore kwam ik ook in contact met een bijzondere dame die de grenzen durft op te rekken en de status quo ter discussie stelt. Nighat Dad is een mensenrechtenactivist en oprichter van de Digital Rights Foundation. Hoewel Nighat zich inzet voor vrijheid van meningsuiting, vooral op sociale media, mocht ze vroeger van haar familie geen internet gebruiken. ‘Mijn broers hadden een mobieltje nodig voor hun werk, maar voor vrouwen werd dat niet nodig geacht.’ 

Pas in 2004 ging Nighat voor het eerst online, toen ze rechten studeerde. ‘Ik begon te chatten met onbekenden. Er ging letterlijk een wereld voor me open. Het was zo verfrissend om met witte mensen te kunnen praten en via deze weg Engels te leren. Als je die taal machtig bent, heb je niet alleen kans op een betere baan, maar het geeft ook status en vergroot je zelfvertrouwen.’ 

Nighats man probeerde haar groei nog af te remmen. ‘Hij hield me in de gaten en kocht een simpele telefoon voor me, waarmee je alleen kon bellen en sms’en.’ Ze besloot uiteindelijk van hem te scheiden en ging daarna aan de slag als advocaat. ‘Na de scheiding zei mijn vader eindelijk: Ga de wereld verkennen. Mijn vader is analfabeet, maar hij is nu een liberale man, een feminist zelfs.’ Nighat deed een leiderschapstraining in de VS en richtte in 2012 de Digital Rights Foundation op. ‘Ik gun andere vrouwen de vrijheid die internet mij gaf.’ 

Maar dat maakt vrouwen tegelijkertijd ook een doelwit. Nighat begon haar stichting omdat ze veel verhalen hoorde van vriendinnen die online werden lastiggevallen. ‘Dan moet je denken aan stalken en mannen die pornografisch materiaal sturen. En als een familielid dat op haar telefoon ontdekt, wordt háár eer in twijfel getrokken, niet die van de afzender. Mannen chanteren hun vriendinnetjes met naaktfoto’s die ze van hen hebben. Vrouwen moeten dus dealen met een nieuwe vorm van intimidatie. Maar de angst dat hun mobiel wordt afgepakt is vaak nog groter; die toegang tot de buitenwereld willen ze niet verliezen.’ 

Nighat heeft geknokt voor de juridische bescherming van vrouwen, die steeds beter is geregeld. ‘Maar we zijn er nog lang niet. Er moet een brede maatschappelijke discussie op gang komen over censuur, de blokkade van sociale media en het geweld tegen kritische denkers.’ De black-out tijdens de Faizabad-rellen waren daar een goed voorbeeld van. Omdat Pakistanen nu allemaal een mobieltje hebben, worden sociale media de laatste jaren steeds vaker stilgelegd, vooral tijdens religieuze feestdagen. ‘We hebben dat inmiddels geaccepteerd en genormaliseerd. Mensen waren eerst boos, maar willen ook door met hun leven en zoeken dus alternatieve routes naar informatie. Maar dat is geen vrije democratie.’ De activist is uitgesproken, maar ze weet precies hoe ver ze kan gaan. Nighat wordt goed in de gaten gehouden en zelfs afgeluisterd. ‘In Pakistan is er een dunne lijn tussen vrijheid van meningsuiting en blasfemie. Dat is de reden waarom weinig mensen hiervoor durven te strijden. Wat als ze daarmee hun leven in gevaar brengen? Je hoort mij dus niks zeggen over de blasfemiewet. We verzamelen alleen bewijs van mensenrechtenschendingen en doen onderzoek. Toch mag de staat ons niet. We worden soms foreign agents genoemd, alsof we van buitenaf worden gestuurd. Ngo’s hebben sowieso een slechte naam in Pakistan, maar ik strijd door.’ 

De advocaten met wie de Digital Rights Foundation samenwerkt riskeren hun leven. Een aantal is om het leven gebracht omdat ze streden tegen onterechte veroordelingen onder de blasfemiewet. Nighat zou veiliger zijn in het buitenland, maar ze wil Pakistan niet verlaten, zoals andere activisten deden. ‘Niks ten nadele van hun werk, maar ik denk niet dat ik me in het buitenland voor Pakistan kan inzetten. Ik wil echt contact met de mensen, op dit grondgebied. De roep om verandering moet namelijk niet alleen van mij komen, maar vooral van het volk.’ 

In 2016 werd de beruchte socialemediaster Qandeel Baloch vermoord. Ze kleedde zich sexy, daagde mannen uit en stelde daarmee religieuze hypocrisie aan de kaak. Qandeel ontving daardoor veel doodsbedreigingen. Ook werden haar vaders naam en haar geboorteplaats bekendgemaakt. Toen Qandeel haar familie opzocht, werd ze door haar broer gedrogeerd en gewurgd. Hij zei dat hij de familie-eer wilde beschermen, onder druk van een moellah. Haar dood was wereldnieuws en westerse media noemden haar de Pakistaanse Kim Kardashian. Met die vergelijking doe je Qandeel tekort, want ze was een simpel meisje dat een gewelddadig huwelijk op het platteland ontvluchtte, naar de grote stad trok om een eigen leven op te bouwen en dankzij Instagram een boegbeeld werd voor onderdrukte vrouwen. 

Ik vroeg Nighat naar Qandeels nalatenschap. ‘Sommigen noemden haar vulgair, maar ze was niet zomaar een provocateur. Ze claimde haar seksualiteit en daagde leiders uit, op een volstrekt nieuwe, unieke wijze. Ze dacht niet na over de mogelijke consequenties en ging er vol in. Zelfs ik heb niet zoveel durf. Ik denk dat ze daarmee veel deuren heeft geopend voor vrouwen na haar. Haar verhaal is een symbool geworden voor vrouwen die hun ruimte claimen – offline en online.’ 

Maar Qandeels dood maakte het leven van uitgesproken feministen ook zwaarder. Ze ontvingen doodsbedreigingen of gemanipuleerde naaktfoto’s met hun gezicht erop. ‘Ik had dagelijks huilende vrouwen aan de lijn. Ik kon die emotionele last niet alleen aan, dus richtte ik een hulplijn op voor vrouwen die online worden geïntimideerd.’ Die hulplijn kreeg ook de Mensenrechtentulp (en een subsidie) van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. ‘We bieden vrouwen niet alleen een luisterend oor, maar leggen hun ook uit welke stappen ze kunnen nemen tegen intimidatie en privacyschending, door bijvoorbeeld aangifte te doen.’ 

Ik stelde Nighat de vraag die ik meerdere vrouwen in Lahore had gesteld: wat is er toch mis met Pakistaanse mannen? ‘Van alles. Ze beoordelen vrouwen alleen op hun kleding en uiterlijk, roepen hen na op straat en vallen hen lastig als ze daar niet op ingaan.’ Volgens Nighat gaat het mis in de opvoeding. ‘De geboorte van een zoon wordt gevierd met zoetigheden, terwijl families rouwen als er een dochter wordt geboren. Kinderen zien ook hoe slecht hun vader vrouwen behandelt.’ 

Die ongelijkheid doordrenkt alles. ‘Mijn zoon gaat naar een van de beste scholen in Lahore, maar commandeerde me vroeger dat ik ontbijt voor hem moest maken. Waar leerde hij dat? Niet van mij. We moeten onze zonen niet behandelen als prinsjes, maar hun leren hoe ze met vrouwen moeten omgaan.’ De nieuwe generatie mannen kun je gelukkig bijsturen. ‘Mijn zoon maakt nu chai voor mij.’ 

Zet jij ook thee voor jouw moeder als ze ouder en hulpbehoevender is? Wat zal papa jou aanleren over vrouwen en hoe je hen dient te behandelen? Ik vraag me af of jij zelf een echtgenote mag uitkiezen, iemand van wie je echt houdt, of dat jouw ouders die keuze voor je zullen maken. Zul je je aangetrokken voelen tot sterke, zelfredzame vrouwen die hun eigen koers varen? Of zoek je toch een echtgenote die vooral thuis aan het werk gaat en jouw zienswijze volgt? Ik ben ook benieuwd hoe je zult reageren als je een dochter krijgt. Ik hoop dat je jouw kinderen later evenveel liefde, waardering en kansen geeft, ongeacht hun sekse.

CultuurHaroon Ali