Dit is hoe de oude wereld eindigt en hoe we ons een nieuwe verbeelden

Intro -

Co-founder Clarice Gargard gaf samen met hoofdgast Claudia de Breij de Jan Terlouw-lezing 2021 over verandering en vooruitgang. Je kunt die van Clarice op Lilith lezen en beluisteren. De bundel met beide verhalen kun je hier kopen

“Cabaretier Claudia de Breij overziet de structurele problemen waar Nederland voor staat, veroorzaakt door politici met gebrek aan visie. Het is makkelijk om daar cynisch van te worden, want je zíét het fout gaan. Maar cynisme brengt ons niets.
Duospreker Clarice Gargard betwijfelt in haar lezing of de huidige machthebbers de existentiële crises die zij zelf mede hebben veroorzaakt, nog wel kunnen oplossen. Ze pleit voor een nieuw, socialer systeem.”

‘Dit is wat je moet onthouden. Het einde van het ene verhaal is slechts het begin van een ander. Dit is immers al eerder gebeurd. Mensen sterven. Oude maatschappijen gaan voorbij. Nieuwe samenlevingen worden geboren. Als we zeggen “de wereld is geëindigd”, is dat meestal een leugen.

Maar zo eindigt de wereld

Dit is hoe de wereld eindigt

Dit is hoe de wereld eindigt

Voor de laatste keer.’

Het einde van de wereld

Met deze voorspelling begint het boek The Fifth Season van de Broken Earth-trilogie van de Amerikaanse science fiction- en fantasy-auteur N.K. Jemisin over klimaatcrises en onderdrukking. Dat gaat weliswaar over een niet-bestaand rijk, maar ik noem het omdat ik 1: een enorme liefhebber van speculatieve fictie ben en 2: omdat de aankondiging van apocalyptische tijden in dit boek mij een unheimisch gevoel gaf, aangezien ik het aanbreken van die tijden herken in het echte leven hier en nu.

Claudia verwoordde net al treffend hoe we midden in de destructie van onze planeet zitten. Of eigenlijk in het proces van zelfdestructie, want de aarde zal zich waarschijnlijk wel redden, maar de mensheid hoogstwaarschijnlijk niet, als het zo doorgaat. Dat is niet hyperbolisch bedoeld, wetenschappers hebben vastgesteld dat over pakweg tien jaar grote delen van de wereld onbewoonbaar zullen zijn. Dat tegen het jaar 2100 de lucht die ons leven geeft ons zal vergiftigen, het water dat ons transporteert ons zal verslinden en de hitte sommigen van ons zal doen uitdrogen of zelfs levend doen verbranden. Zo, ik dacht: ik val ook maar meteen met de deur in huis.

We hebben afgelopen jaar meer dan ooit in deze moderne tijd beleefd hoe fragiel de mensheid eigenlijk is. Hoe iets ogenschijnlijk kleins als een virus door de hele wereld hele infrastructuren kan decimeren. Hoe raciale, economische en andere sociale ongelijkheden, oorlogen en conflicten, continu levens en de waarde van die levens kosten. En hoe sommigen profijt uit deze onrechtvaardigheid halen. Terwijl er zovelen – soms letterlijk, zoals de vluchtelingen op de Middellandse Zee – verdrinken, vergaren zij meer rijkdom dan ze ooit zullen kunnen spenderen, en ook de generaties na hen. Mochten er, gezien de dreigende ecologische crisis, überhaupt nog generaties na hen blijven bestaan.

Hoe worden we dan inderdaad niet cynisch? Ik weet niet of ik het antwoord heb, maar ik wil er wel een antwoord op proberen te geven. Alleen moet ik allereerst bekennen dat het optimisme over en vertrouwen in politieke leiders als onze redders, zoals Claudia dat eerder benoemde of ervoer, eigenlijk nooit op die manier in mij geleefd heeft. Sta mij toe u te vertellen waarom.

Het vertrouwen dat ik nooit had

Als klein meisje keek ik al veel meer televisie dan goed voor mij was. Mijn lievelingstekenfilm was Little Lulu. Kent u haar? Dat was een ondeugend Amerikaans meisje met zwarte pijpenkrullen, rode jurk en baret. Als middenklassengezin in Liberia, West-Afrika hadden we het geluk te mogen genieten van het vele moois dat het leven ons te bieden had. We hadden een achtertuin, waarin ik graag rondhuppelde, met daarin een grote boom met feloranje, zoetzure cashewappels, die in het donker als lampionnen gloeiden. Ik weet nog dat ik zelfs mijn eigen koelkast in mijn kamertje had, volgestouwd met eten dat alleen maar voor mij was.

Little Lulu leerde mij levenslessen over familie, vriendschap, of dingen als het milieu. ‘Geen afval op de grond gooien!’ las ik familieleden na zo’n aflevering de les. Ik was toen al een beetje een betweterige Gutmensch. De aard van het beestje, zullen we maar zeggen. Soms probeerden mijn broers mij eten af te troggelen door te doen alsof het delen een opdracht van Lulu was. Want ze wisten dat ik dat alleen na strikte orders van mijn zelfbenoemde boezemvriendin zou doen. Maar goed, los van hun pesterijen was het leven – voor een peuter in ieder geval – vrij onbekommerd.  Totdat de oorlog aanbrak en ik niet alleen de koelkast, cashewappelboom, televisie en Lulu moest achterlaten, maar ook mijn familie, zelfs de irritante broers die mij mijn eten afhandig probeerden te maken.

Het was een oorlog veroorzaakt door rebellengroepen die zich aanvankelijk tegen de despotische, onderdrukkende, politieke leiders verzetten. En zo, stelden zij, voor de vrijheid van de meerderheid van inheemse burgers vochten, die onderdrukt werden door de heersende minderheid. Om uiteindelijk precies datzelfde te doen, toen zij zelf aan de macht kwamen. Zij werden hetgeen dat zij stelden te bestrijden, zoals door de geschiedenis heen - westers of niet-westers - zo vaak het geval is geweest. De rebellen werden aangemoedigd en ondersteund door machtige politieke leiders van Westerse mogendheden. U weet wel, degenen die zich zolang we ons kunnen herinneren altijd in andermans of anderlands zaken roeren, wanneer ze baat hebben bij rust of onrust.

In het geval van Liberia – zoals bij veel landen in de Global South – waren dat de Verenigde Staten. Om een van de vele voorbeelden te geven: de VS steunden een bloeddorstige dictator Samuel Kanyon Doe, zodat zij het land als uitvalsbasis konden gebruiken tijdens de Koude Oorlog in de jaren tachtig. Het wedstrijdje ver plassen van grootmachten ging ten koste van landen die zij als hun speelgoed en speelerf beschouwden. Oftewel: een vicieuze cirkel van kolonialisme, imperialisme, kapitalisme en hebzucht. De hele rataplan.

De staat waarin de wereld nu verkeert, met ecologische, politieke en sociale crises, komt niet door toeval of pech. Deze situatie werd veroorzaakt door machtige instituten, regeringen en mannen die uit zijn op hun eigen gewin en daarom hun ogen sluiten voor al het leed, of zelf leed veroorzaken. Zij bedachten hele systemen waarbij dat eigenbelang voorop stond, ongeacht wat het de rest van ons kostte, misschien overtuigden ze zichzelf zelfs dat ze er goed aan deden. Wij luisteren naar hoe zij zeggen dat de wereld werkt en accepteren hun frame als dé realiteit, simpelweg omdat we denken dat zij het beter weten, of omdat de dingen nou eenmaal zo lang zijn zoals ze zijn. Door al vroeg met politiek faillissement en oorlog en conflict geconfronteerd te worden, verliezen sommige burgers hun onschuld en hun vertrouwen in de politiek nog voordat ze zich überhaupt bewust zijn van hun plek in de wereld.

Dat is niet om te zeggen dat anderen die dat niet ervaren het niet moeilijk kunnen hebben, maar zoals de legendarische Amerikaanse schrijver James Baldwin ooit zei in een interview: ‘Je denkt dat jouw pijn en je verdriet ongekend zijn in de geschiedenis van de wereld, maar dan begin je met lezen.’ Zo is het eigenlijk ook met levenservaring. Het neemt niets af, het voegt toe. Het leert ons dat we ook naar de wereld buiten onszelf kunnen en moeten kijken, om daarin de verbinding met anderen te zien en te maken.

Enfin, door mijn levenservaring en de kennis die ik inmiddels heb opgedaan, heb ik dus helaas niet zoveel vertrouwen in politieke leiders, met name in degenen die het oude systeem vertegenwoordigen dat ons, excusez les mot, deze shit show gebracht heeft. Overigens hoop ik wel dat nieuwkomers zoals we die in de Verenigde Staten binnen de Democratische Partij zien als Alexandria Ocasio-Cortez, Ilhan Omar – en in Nederland Sylvana Simons (Bij1) en Kauthar Bouchallikht (GroenLinks) – een frisse wind kunnen doen waaien door de politieke wandelgangen.

Alleen is er, zoals we vaak in de politiek zien, zoveel weerstand van de zittende macht tegen de nieuwkomers dat een enkeling daar niet oneindig tegenop kan boksen. We zullen het dus voorlopig nog moeten doen met de huidige mainstream politieke leiders, ondanks wanbeleid, fraude, discriminatie, clientelisme, leugens en bedrog blijft een groot deel van Nederland namelijk op hen stemmen. Daarmee bedoel ik onder anderen demissionair premier Mark Rutte en de VVD. Zij lijken onaantastbaar, maar wij, of degenen die hun die macht geven, maken dat waarheid. Maar ik bedoel meer nog dan dat de cultuur die hen en anderen zoals zij voortbracht. Mijn vraag is daarom: hoe kan je erop vertrouwen dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de huidige staat van het land, maar die ook medeplichtig zijn aan de destructie van het klimaat vanwege hun liefde voor geld en vervuilende corporaties de schade die ze hebben aangericht (of negeren) zullen repareren?

Dat is alsof je de wolf uit Roodkapje vraagt om grootmoeder te redden, terwijl hij droomt over hoe smakelijk hij haar met peper en zout verorberen zal. Begrijp me niet verkeerd, ik geloof wel degelijk in voortschrijdend inzicht en dat iedereen de capaciteit heeft om te veranderen, maar ik zou onze wereld en welzijn er niet voor op het spel willen zetten, vooral nu decennialang het tegendeel gebleken is. Je ziet ook dat – de vele klimaattoppen, vredesmissies, pandemiebesprekingen en zogenaamde ‘nieuwe bestuursculturen’ ten spijt – te veel gewoon bij het oude blijft. Er wordt ons continu leegte verkocht met de belofte dat we onze levens ermee kunnen vullen. Ik bedoel: als er een klimaattop plaatsvindt, de G20 in Rome, en je leest dat wereldleiders daar munten in de Trevifontein gooiden, alsof het lot van de wereld niet in hun handen ligt maar bij zoiets grilligs en ongrijpbaars als geluk, dan voorspelt dat niet veel soeps voor hun daadkrachtig leiderschap.

Onlangs las ik in The Guardian een essay van de Britse columnist en zoöloog George Monbiot: Capitalism is killing the planet. It’s time to stop buying into our own destruction. Daarin beschrijft hij hoe onze ecosystemen het begeven en hoe we, in plaats van ons met vereende krachten op de dreiging te richten, juist het omgekeerde doen: op het klein grut letten. De rietjes en de plastic tasjes, de diversiteitscursusjes, en de extra woningen die we bouwen die voor de meeste mensen onbetaalbaar zullen blijven. Dat betekent overigens niet dat onze individuele bijdragen er níét toe doen, maar wel dat we het daarmee alleen niet zullen redden.

De mens verkeert in een staat van ontkenning wanneer we met overweldigende existentiële crises worden geconfronteerd. We hebben de neiging om de kop in het zand te steken en te wensen dat een pleister de diepe steekwond kan helen. Overigens ook ingegeven door een flinke lobby van corporatistische heersers die er baat bij hebben als wij ons op details focussen, in plaats van op hen en hun misdaden. ‘De menselijke beschaving is afhankelijk van balans. Maar over de hele wereld lijken cruciale systemen hun kantelpunt te naderen. Als het ene systeem crasht, zal het volgende dat waarschijnlijk ook doen, wat een cascade van chaos veroorzaakt die bekendstaat als systemische milieu-instorting. Dit is wat er gebeurde tijdens eerdere massale uitstervingen. Dit is ook het menselijke verhaal. Als we het gladde oppervlak van afleiding niet kunnen doorbreken en ons bezighouden met wat eronder ligt, zullen we het voortbestaan van onze kinderen, of misschien van onze soort, niet veiligstellen. Maar we lijken niet in staat of bereid om de oppervlaktelaag te doorbreken. Het is de spanning tussen wat we weten over de crisis waarmee we worden geconfronteerd, en de frivoliteit waarmee we ons ervan distantiëren,’ schrijft Monbiot.

Covid19 

 Kijk alleen maar naar de impact van de pandemie. Sinds eind 2019 zijn er wereldwijd 5 miljoen mensen aan overleden. En dan heb ik het nog niet eens over hoevelen permanente schade hebben opgelopen door dit zeer besmettelijke virus en hoevelen er nog door geveld zullen worden. Zelf heb ik twee keer covid gehad (niet eens door uitbundig feesten, kun je nagaan, dat had ik dus net zo goed wel kunnen doen) en ik kan je vertellen dat ik nooit eerder in mijn leven zo ziek ben geweest. Van ademtekort tot verlies van reuk- en smaakvermogen, en een huid die zo brandde dat ik amper op bed kon blijven liggen, terwijl dat het enige was waar ik fysiek toe in staat was. Zelfs nu voelt mijn lijf de nasleep nog met oververmoeidheidsklachten en concentratieproblemen. Dit is geen normale ziekte en we zitten zeer zeker niet in een normale situatie.

Toch hebben we deze zomer gedaan alsof alles weer bij het oude was. We zijn weer uitgegaan en gaan raven, eten en reizen, zoenen en handen schudden. Ik ben zelf trouwens met mate ook weer gaan deelnemen aan het ‘gewone leven’, al schud ik geen handen en weet ik niet of ik dat ooit weer zal doen (dat is een disclaimer voor straks), dus dit is geen oordeel of veroordeling. We moeten immers te allen tijde vechten voor het leven, en daarom moeten we onszelf er ook aan blijven herinneren waarom het leven dat gevecht überhaupt waard is. Maar toch voelt het ook vreemd om te doen alsof er niets aan de hand is, terwijl we nog steeds in gevaar verkeren, vooral degenen uit risicogroeperingen met een kwetsbare gezondheid en/of beperking, en een enorme rouw te verwerken hebben. Juist datgene wat de mens exceptioneel maakt, het doorzettingsvermogen tegen alle verwachtingen in, verwordt te midden van deze crisis tot een soort verlammende nachtmerrie waar we maar niet uit wakker lijken te willen worden.

Tegelijkertijd weet ik ook niet wat momenteel hét antwoord is en heb ik meer dan ooit moeten leren accepteren waar ik allemaal geen controle over heb. Toen deze pandemie begon dacht ik meer grip te kunnen krijgen op een beangstigende werkelijkheid die te snel verandert, door zoveel mogelijk kennis op te doen vanuit geverifieerde bronnen en die te delen. Inmiddels besef ik dat het mijn manier is om met deze ongekende crisis om te gaan, wat niet betekent dat die methode voor een ander ook werkt. Zoals we zien met de discussie over wel of niet vaccineren, en of corona überhaupt een dreiging is. (Het antwoord is overigens: ja, dat is het.) Het enige dat ik zeker weet is dat we in een crisis – waar het getoonde leiderschap weer veel te wensen overlaat – allemaal zoekende zijn naar wat voor ons kloppend voelt.

Ik zou alleen willen dat we dat konden doen zonder de desinformatie en het extremisme waar die zoektocht nu vaak mee gepaard lijkt te gaan. Ik schreef eerder in een column dat we altijd kritisch moeten blijven, maar dat het ook in crisistijd logisch is dat we ergens concessies moeten doen, anders zou het immers geen crisis zijn. Het feit dat we überhaupt op een punt beland zijn dat we moeten kiezen tussen onze privacyrechten, autonomie en overleven, is het resultaat van neoliberaal beleid dat te lang onbestreden is gebleven, en waarschijnlijk iets waar we lang na deze crisis ook nog mee te maken zullen hebben. Voorlopig ligt voor mij de prioriteit bij zo goed mogelijk deze crisis doorkomen zonder mezelf, of mijn medemenselijkheid te verliezen. Wat in deze tijd nogal een uitdaging blijkt. 

Hoe nu verder?

Klimaatrampen, pandemie, sociale ongelijkheid, polarisatie, apathie, individualisering. Er zijn zoveel problemen die zo groot zijn dat we het niet meer kunnen overzien, dus wat kunnen we er überhaupt aan doen? Ik had in deze lezing redenen willen noemen om niet cynisch te worden, maar ik besef dat ik tot nu toe alleen maar argumenten heb genoemd om dat wél te worden. Dat is best deprimerend, hè? Maar ik doe dat, omdat het niet cynisch worden in mijn optiek ook schuilt in het realistisch zijn. Immers, je kunt niet voorkomen of veranderen wat je niet onder ogen durft te zien. Of om met Jan Terlouw te spreken: je moet het eerst zien en weten, om het te willen. Dan kunnen sommigen inderdaad stellen, zoals Claudia eerder benoemde, dat de meeste mensen wel deugen, maar daar heb je niet zoveel aan als je kijkt naar de staat van de wereld, naar ons land, naar alles wat nog zo ondeugdzaam blijft.

Maar vooruit, nu komt die twist waarvan we allemaal wisten dat die zou komen. Want ondanks alles wat er de afgelopen twee jaar of zelfs afgelopen decennia gebeurd is, Zijn Wij Nog Hier. En ik bedoel dat niet als een soort van instagrammable-feel-good-hippie-kreet zoals het ook weleens gebruikt wordt. Nee, in een tijd waarin je je leven niet altijd zeker bent als je naar de supermarkt gaat, of een geliefde omhelst, is blijven bestaan een prestatie, iets dat we nimmer als vanzelfsprekend mogen nemen. Het is bijna winst. Maar bij het leven horen ook bepaalde verantwoordelijkheden . Om het leven zo goed mogelijk in te richten voor jezelf, maar ook om daarbij anderen in gedachten te houden.

Veel mensen nemen die verantwoordelijkheid enorm serieus. Want het huidige tijdperk – ondanks alles wat er misgaat, wat ik eerder benoemde – is er opnieuw een van verzet en protest. Het is namelijk niet voor niets dat tienduizenden stonden te protesteren voor klimaatrechten, woonrechten, antiracisme en zoveel meer van dat soort zaken van sociale, economische en politieke onrechtvaardigheid. En het is niet voor niets dat ik regelmatig activisten, organisatoren en buurtouders en -bewoners aanschouw die er elke dag weer voor kiezen om zich in te zetten voor een ander. Zo las ik onlangs over Achmed Abdi, die in de Haagse Schilderswijk buurtbewoners hielp met belastingaangifte doen en nieuwkomers de weg wees in de bureaucratische Nederlandse jungle.

Helaas werd hij door hetzelfde racistische (of als dat voor sommigen te confronterend is: ‘overijverige en bevooroordeelde’) team bij de Belastingdienst dat verantwoordelijk is voor het Toeslagenschandaal van fraude beschuldigd en gearresteerd. Net als enkele honderden anderen. Hij is er dakloos door geworden en zijn hele leven is overhoop gegooid. En nog steeds is er voor hem, net als voor de slachtoffers van het Toeslagenschandaal, geen herstel vanuit de staat gekomen. Ik hoop dat dat er uiteindelijk wel komt, nu zijn verhaal en dat van zijn lotgenoten vaker verteld wordt. En ik hoop dat als de Staat niet voor hen zorgt, wij medeburgers dat wel zullen doen.

Maar los van de kwalijke rol die de overheid hier speelde, wil ik vooral ook benadrukken dat juist het bestaan van sociale mensen zoals Achmed ondanks alles hoopgevend is. En dat we redenen moeten blijven vinden om door te gaan, om niet cynisch te worden, al is het maar om anderen die zich blijven inzetten te steunen en te laten zien dat ze niet alleen staan. Het gaat er niet zozeer om de wonderen te zien in een wereld die ze onmogelijk lijkt te maken, maar het gaat er vooral om die wonderen überhaupt te willen vinden. Het beste pad naar het niet cynisch worden, zit misschien vooral in de zoektocht ernaartoe. Voor mij helpt het om me te midden van de chaos mij even terug te trekken van de wereld, om niet te vergeten wie ik ben en waar ik echt voor sta.

Om het geroezemoes te dempen, zodat ik mezelf luider kan horen. Zo ben ik onlangs na bijna vijf jaar als columnist met mijn NRC-column gestopt. In mijn laatste column refereerde ik aan de Britse maker Michaela Coel, die een Emmy Award won voor de fenomenale serie I May Destroy You over seksueel geweld. Bij de uitreiking van de Emmy’s zei ze: ‘Zichtbaarheid lijkt deze dagen op een of andere manier gelijk te staan aan succes; wees niet bang om te verdwijnen. Van de wereld, van ons, voor een tijdje. En zie wat in stilte tot je komt.’

Het je even terugtrekken van de wereld is niet een excuus om te liggen luieren, dus zie dit niet als aanmoediging om weg te rennen naar vakantiehuisjes op Ibiza, zodat je je niet hoeft te verhouden tot de wereldproblematiek. Vooral als je iemand bent die dat toch al niet hoefde te doen omdat je rijk en wit en zo geprivilegieerd bent dat de problemen op deze wereld jou nooit op dezelfde manier zullen raken als de boer in Malawi, de naaister in Bangladesh, de dakloze in Enschede of zelfs mij, al zou ik mezelf ten opzichte van al deze mensen absoluut niet ongeprivilegieerd willen noemen. Een van mijn favoriete auteurs – en academicus, dichter, activist – was de Amerikaans-Grenadiaanse Audre Lorde. Toen ze erachter kwam dat ze kanker had, schreef ze in een van haar essaybundels over de dood en haar leven als zwarte lesbische vrouw, en ook hoe de zorg voor zichzelf in een kapitalistische wereld die niet voor haar bestemd was een politieke daad werd:

‘Mezelf overwerken is niet hetzelfde als mezelf verrijken. Ik moet ook accepteren hoe moeilijk het is om dat verschil te bemerken. Want dat is voor mij – net zoals minder suiker nuttigen – een uiterste noodzaak. Cruciaal. Fysiek. Voor mezelf zorgen is geen zelfzuchtige genotzucht, het is zelfbehoud, en dat is een daad van politieke oorlogsvoering.’ Voor mij is voor jezelf zorgen en dus ook weten wanneer je de stilte moet opzoeken ook een manier om niet cynisch te worden. Om mezelf te verwijderen van de vervuiling van de wereld voordat ik er zo lang aan word blootgesteld dat al die viezigheid er niet meer af te boenen valt.

Het bewust opzoeken van de vreugde in het leven, zelfs tijdens het verzet tegen onrecht. Zoals de Amerikaanse schrijver en activiste adrienne maree brown in haar boek Pleasure activism: the politics of feeling good schreef: ‘Door gebruik te maken van de potentiële vreugde in ieder van ons, kunnen we nog beter gerechtigheid, heling en bevrijding genereren, juist omdat we zijn gesocialiseerd te geloven dat er zo weinig van bestaat.’ Het niet cynisch worden doe je door je te herinneren wie jij bent, los van wat de wereld je vertelt. Vooral als je uit een gemarginaliseerde groep komt en gewend bent dat het leven je neerhaalt, vanwege wie je bent, hoe je eruitziet, aan de vooroordelen die er over je heersen, dat simpelweg bestaan al bijna een grotere opgave is dan het voor Sisyphus, die tot het einde der tijden een rotsblok de berg op moet rollen.

 

Hoe stoppen we dit?

Maar hoe zit het dan met die instortende systemen die als dominostenen omvallen in de tussentijd? hoor ik je vragen. Ik ga nu misschien iets heel controversieels zeggen, maar ik denk dat het op dit punt dweilen met de kraan open is. Er is een proces in gang gezet dat in principe onomkeerbaar is, en daarom moeten we onszelf niet meer vragen hoe we terug kunnen of hoe we de teloorgang stoppen, maar eerder: hoe moet het nu verder? Hoe zullen we in de geschiedenisboeken van de toekomst die in het heden geschreven worden komen te staan? We zijn immers geen machtige en onfeilbare goden uit de Noorse mythologie of Orisha’s uit het Yoruba Pantheon, die de instorting van deze archaïsche systemen – die zo opgesteld zijn dat ze uiteindelijk alleen maar konden falen – eigenhandig kunnen stoppen.

En ik betwijfel ergens ook of we dat wel moeten willen. Uiteraard zijn de opwarming van de aarde en alle andere eerdergenoemde catastrofen rampen die absoluut onwenselijk zijn. Maar ik denk dat we het niet meer moeten hebben over omkering van gedane zaken. Of hoe we teruggaan naar het oude, naar datgene wat normaal voelde (het soort normaal dat voor de meerderheid van de mensen eigenlijk helemaal niet werkte). Ik denk dat we wel moeten kijken naar het toekomstperspectief: een beetje een vies woord dat politici weleens gebruiken, waarvan ik mij afvraag of ze wel weten wat het daadwerkelijk betekent. Maar wat desalniettemin in deze context van uiterst belang is.

De wereld heeft groeipijnen, omdat we aan het veranderen zijn, zoals een slungelig schoolkind naar een zelfbewuste tiener of adolescent. In die verandering moeten we onszelf blijven uitdagen en ons afvragen: waar gaan we eigenlijk naartoe? Het oude en bekende werkte misschien voor sommigen van ons. Wellicht ook voor sommigen van jullie, maar waan je niet veilig want zelfs dat zal met de huidige dreigende veranderingen niet lang meer duren. In het betoog van Claudia bespeur ik een pleidooi voor systeemverandering, buiten onze individuele inzet om. Daar pleit ik ook altijd voor.

Dat klinkt misschien abstract en onhaalbaar, want hoe verander je systemen die we altijd al zo gekend hebben, en die niet eens als iets tastbaars voelen? Hoe zouden we ons ooit iets anders kunnen voorstellen? Maar ik denk dan eerder: hoezo kunnen we dat niet? Het is zoals de Amerikaanse schrijver Ursula K. Le Guin ooit eens stelde in een speech:  ‘We leven in het kapitalisme. Zijn kracht lijkt onontkoombaar. Dat gold ook voor het goddelijke recht van koningen. Elke menselijke macht kan  door mensen worden weerstaan en veranderd.’

Wat moet er dan gebeuren, Clarice? Dat vragen mensen vaker als ik vertel dat de huidige systemen falen en we de toekomst opnieuw moeten uitvinden. Alsof ik in mijn eentje het antwoord heb, alsof er in de geschiedenis van de mensheid ook maar iemand was die in zijn eentje het antwoord had op de vraag hoe de wereld eruit moet zien. Wat ik wel kan zeggen is dat het huidige systeem ook gecreëerd en ontwikkeld is door de verkeerden die de macht hadden en een groeiend collectief geloof in die systemen, die op een gegeven moment een eigen leven gingen leiden. Bijna alles in deze wereld kan tenslotte alleen maar bestaan bij de gratie van ons geloof. Daarom zouden we er theoretisch gezien ook voor kunnen kiezen om in nieuwe, socialere systemen te geloven. En ons eraan wijden die te ontwikkelen. Door de vele crises is er een vacuüm ontstaan, waardoor we op de ruïnes van het oude, alvast het nieuwe zouden kunnen bouwen. 

Mijn geloof in de kracht van verbeelding is bijna van spirituele aard. Als jong meisje had ik al een voorliefde voor fantasy en sci-fi. Die liefde is er nog steeds overigens, zoals u aan het begin van de lezing merkte. Een van mijn lievelingsboeken aller tijden is het wonderlijke Alice in Wonderland van Lewis Carroll. Ik kon vroeger uren naar superheldenfilms kijken en verdwalen in verhalen over mysterieuze rijken die puur vanuit de fantasie en het hoofd van de schrijver gecreëerd zijn. Het is wellicht idealistisch en sommigen zouden zelfs stellen dat het geromantiseerd of naïef is. Maar het soms uit de realiteit verdwijnen en de fantasie omarmen, heeft mij geleerd met verwondering en vanuit mogelijkheden naar de wereld te kijken. Zoals de Amerikaanse vrijheidsstrijder Angela Davis zei: ‘Je moet je voorstellen dat het mogelijk is om de wereld radicaal te veranderen. En dat moet je altijd blijven doen.’

Er zullen mensen zijn die dit lezen of horen en die mijn betoog wellicht afdoen als linkse praat en het daardoor aan hun laars lappen, of het scharen onder de noemer: preken voor eigen parochie. Dat is ergens jammer, maar om eerlijk te zijn, maakt het mij niet uit wie dit tot zich neemt, of welke politieke kleur ik aanspreek, omdat waar we hier over spreken om verandering gaat waar we allen baat bij zullen hebben. Ik hoop vooral te preken voor de parochie die voelt dat het hoog tijd is dat we in actie komen. Aan het begin van deze lezing citeerde ik uit The Fifth Season van de Broken Earth-trilogie van N.K. Jemisin:

‘Dit is wat je moet onthouden. Het einde van het ene verhaal is slechts het begin van een ander. Dit is immers al eerder gebeurd. Mensen sterven. Oude maatschappijen gaan voorbij. Nieuwe samenlevingen worden geboren. Als we zeggen: “de wereld is geëindigd”, is dat meestal een leugen.

Maar zo eindigt de wereld

Dit is hoe de wereld eindigt

Dit is hoe de wereld eindigt

Voor de laatste keer.’

De wereld is zoals gezegd vele malen geëindigd. Misschien is dit de laatste keer, wellicht ook helemaal niet. Toch moet de wereld altijd ook weer opnieuw opgebouwd worden. Om dat te doen moeten we in beweging blijven en ons op de eigen manier - met wat er binnen onze mogelijkheid ligt - verzetten tegen de huidige systemen. We moeten ons ook verbeelden hoe een rechtvaardige stad, land en wereld eruitziet, om iets te hebben om naar toe te werken. Daarbij hoeven we niet een uitgebreid plan van aanpak, swot-analyse, of businessmodel te hebben.

De bestaande systemen die er zijn hebben, met vallen en opstaan, ook eeuwen gekost om op te zetten. We moeten gewoon van start gaan; in onze buurten, gemeenten en steden, instituten en instellingen, op de straten, werkplek en in onze eigen huizen, hoofden en harten. Wanneer je je instelt op de verandering die je voor ogen hebt, dan heb je eigenlijk niet eens meer de tijd om je af te vragen of je cynisch bent. Want je bent te druk bezig het levende bewijs van het tegendeel te zijn.

Clarice Gargard