Herdenken, Herdacht: wanneer voel je je verbonden, en waarom?

Als het over het slavernijverleden gaat, zeggen witte Nederlanders dat het te lang geleden was om je er druk over te maken. Nu legt Thierry Baudet bloemen aan de stenen voeten van Jan Pieterszoon Coen, moordlustig rond 1600, en Jan van Schaffelaar, actief in de 15e eeuw. Geen enkele geschiedenis is ooit te lang geleden om er verbondenheid mee te voelen.

De vraag is meer: wanneer voel je je verbonden, en waarom? Wanneer en hoe word je verbondenheid zichtbaar? In Herdenken herdacht heeft Simon(e) van Saarloos zich met die vragen bezig gehouden. Het essay begint met queer vergetelheid – bewust vergeten om het heden niet in de toekomst door te trekken – en stelt lichamelijk herdenken voor, waarbij de manier waarop we de wereld kennen – middels feiten, onderscheid en categorisatie – overhoop wordt gehaald. Na publicatie in september 2019, hoort Simon(e) veel enthousiasme over haar voorstel om standbeelden omver te werpen en vervolgens in brokstukken te laten liggen. Veel van die mensen die daar enthousiast over waren, spreken zich nu boos uit over de ‘beeldenstorm’ die plaatsvindt.

Simon(e): “Maar Herdenken herdacht was nooit bedoeld als een gedachteoefening alleen. Denken zonder lichamelijke, handelende consequentie, is alleen weggelegd voor die mensen wier lijf, positie, en materiële zekerheid wordt beschermd door de status quo”.

Lilith Mag publiceert een deel uit Herdenken herdacht.


Vergeten om te doden

Saidiya Hartman kan haar verleden niet vergeten. Ze kan zich haar verleden ook niet herinneren. Het is voor haar onmogelijk om zich bij het verleden neer te leggen, omdat het verleden haar totaal onbekend is. Ze weet namelijk niet wie haar voorouders zijn en waar ze oorspronkelijk vandaan komt. Tegelijkertijd weet ze hoe het heden voor haar niet gescheiden is van vroeger. Want vroeger vormt vandaag. Een vandaag waarin zij, als zwarte vrouw in de Verenigde Staten, altijd minder waard is dan haar witte landgenoten. Vroeger is weg: verloren gegaan toen haar voorouders werden ontvoerd en via de Caraïben in de VS belandden om als slaven te werken. Een keer vindt Hartman een snipper archiefmateriaal over haar overovergrootmoeder, geboren in slavernij, die na de landelijke afschaffing door een journalist wordt gevraagd wat ze zich van de slavernij herinnert. ‘Niets,’ antwoordt ze. Hartman vraagt zich af: ‘Wat verkiezen we ons te herinneren en wat vergeten we moedwillig? Geloofde mijn overovergrootmoeder dat vergeten haar de mogelijkheid op een nieuw leven gaf?’ Enkele jaren later zoekt Hartman dit interview weer op, maar deze keer is het onvindbaar. Ze heeft alleen nog haar oude notities, de rest is verdwenen. In Lose Your Mother (klinkt als: verlies van alles) doet Saidiya Hartman verslag van haar reis naar Ghana, waar ze een halfjaar verblijft. Ze hoopte thuis te komen, maar is teleurgesteld: in Accra is ze ineens een omhooggevallen Amerikaanse toerist. Haar dromen verpulveren. Zij zoekt verbinding, ze zoekt een thuisgevoel, maar mensen willen aan haar zoektocht verdienen (1).

Langzaam maar zeker realiseert ze zich dat ze op zoek is naar antwoorden op haar eigen vragen, en daarom niet goed luistert.

Hartman legt uit waarom ze zo graag in contact wil komen met haar verleden, waarom ze zich koste wat het kost wil herinneren: ‘It is only when you are stranded in a hostile country that you need the romance of origins; it is only when you lose your mother that she becomes a myth.’ Wanneer iets er niet is, slokt het al je aandacht op. Hartman wil niet alleen herinneren, haar bestaan ís een alarmerende herinnering: ‘I am a reminder that twelve millions crossed the Atlantic Ocean and the past is not yet over. I am the progeny of the captives. I am the vestige of the dead. And history is how the secular world attends to the dead.
Ze bestaat in een spagaat: haar geschiedenis is anoniem, ze kan de naam en wortels van haar familie niet traceren. Tegelijkertijd is haar zwarte lichaam en sociale status een voortdurende herinnering aan die geschiedenis.

Het is dankzij Lose Your Mother dat ik mijn eigen voorkeur voor vergeten – als queer act, maar ook in navolging van Hannah Arendts betoog dat alleen spontaan handelen iets nieuws creëert – beter ga begrijpen. Ik wil en kan vergeten, omdat ik nooit vergeten ben. Ik heb nooit actief hoeven herinneren, ik ben nog nooit een archief in gedoken op zoek naar mijn voorouders, omdat er stambomen zijn, omdat hun namen niet zijn uitgewist en ook omdat niemand ooit vraagt waar ik vandaan kom. Ik heb een wit geheugen: mijn oorsprong is zo vanzelfsprekend dat ik er niet naar hoef te zoeken. Vanuit dat vertrouwen is het makkelijk loslaten. Ik heb mijn persoonlijke geschiedenis nooit hoeven verdedigen en ik heb deze dus ook niet hoeven kennen. Mijn familie heeft nooit uitsluiting meegemaakt vanwege ras of religie,  dus wie of wat ze waren maakt me niet zoveel uit. Ik heb ze niet nodig, omdat ik ze heb. Niemand heeft ze ooit geprobeerd af te pakken, en dus houd ik er niet aan vast. Ik kan voelen dat ik ze niet nodig heb, omdat ik nooit iets niet had. Mijn lichaam is, in Nederlandse context, geen alarmerende herinnering aan een verleden dat alleen verstomd voortbestaat.

Niet hoeven herinneren omdat de herinnering niet is weggevaagd. Een geheugen dat licht is door gevuld te zijn. Een herinnering die afwezig is in haar aanwezigheid. Dat wil ik ‘wit herinneren’ noemen.


Wit herinneren

Wanneer ik Amerikaanse vrienden van kleur het begrip vergetelheid voorleg, dan denken ze dat ik het over witheid heb. Witheid schrapt. Witheid betekent: ergens aankomen en denken dat de wereld begint met jouw arriveren. Een plek een naam geven en denken dat de geschiedenis van die plek dan pas begint. Witheid betekent: zeggen dat je iets hebt ontdekt. Witheid betekent: iets voor het eerst horen en denken dat deze voor jou nieuwe informatie nog niet zo lang relevant kan zijn. Witheid betekent: ‘poenie’ als een nieuwe naam voor vagina presenteren op een nationale nieuwssite, terwijl dit woord allang wordt gebruikt, onder meer door Surinaamse Nederlanders. Witheid betekent: verwachten dat zo’n woord in waarde stijgt nu ‘iedereen’ (oftewel: de witte Nederlander) het gebruikt.

Een wit geheugen herinnert zich wat de eigen geschiedenis bestendigt en vergeet al het andere. Wit herinneren werkt als een gum en een pen tegelijk: het wist uit om er vervolgens een vlag te planten of een naam op te schrijven. Witheid schrapt. Een wit geheugen benoemt zichzelf niet als wit. Een wit geheugen acht de eigen geschiedenis uniek vanwege andere kwaliteiten (ontdekkingslust, verlichtingswaarden), maar nooit vanwege witheid.

Witheid is niet één ding, betoogt Linda Martín Alcoff in haar boek The Future of Whiteness. Er zijn vele verschillende geschiedenissen die witheid en witte identiteit construeren. Wat witheid in de huidige wereld verbindt, is ‘wit privilege’: het feit dat je nooit vanwege  je huidskleur wordt benadeeld en dat je niet hoeft na te denken over de voordelen die je geniet. Alcoff onderzoekt de geschiedenis van witheid in Noord-Amerikaanse context, die weer verweven is met de Europese geschiedenis. Eén aspect uit haar boek wil ik onmiddellijk benoemen: witheid is geen absoluut gegeven, het is niet één ding en hoeft niet voor altijd hetzelfde effect te hebben. Alcoff onderscheidt twee vormen van wit exceptionalisme, uitzonderingsdenken: aan de ene kant het idee  dat witte mensen beter zijn dan alle andere mensen en dat witte mensen niet moeten ‘mengen’ met anderen. Aan de andere kant, veelal op links, treft zij het idee  dat witheid helaas  is wat het is en dat het nooit veranderen kan. Ook dat is wit exceptionalisme. Wanneer ik betoog dat witheid een uitwissende werking heeft, bedoel ik niet dat witheid dit voor altijd hoeft te hebben. Witheid is geen substantie. Witheid werkt,  beweegt,  interacteert. Af en toe spreek ik van een wit geheugen, maar ik benadruk met name het effect van zo’n geheugen: ‘wit herinneren’.

Het geheugen van witte mensen staat immers niet vast. Wel is schrappen een heel hardnekkig mechanisme. Witte instituties die ‘ruimte’ willen maken, wissen vaak uit door die ruimte aan te bieden. Ze denken dat die ruimte een gift is, een aanwinst voor degenen die de ruimte nu ook – op hun uitnodiging – mogen gebruiken. Als blijkt dat andere gebruikers zeggen: ik vind deze ruimte niets, deze ruimte past mij niet, de ruimte is vijandig of de ontstaansgeschiedenis  van deze ruimte is voelbaar, wordt het aanbod weer ingetrokken. Alles wat aangeboden wordt (mensenrechten, burgerschap), kan weer worden ingetrokken.

Wat al bestaat, wordt door witheid niet erkend. Witheid schrapt en heeft daardoor altijd iets nieuws te presenteren. Dat Britse kolonisten het bestaan van een derde gender ontkenden en homoseksualiteit strafbaar maakten in India, wordt vergeten. Non-binaire of fluïde gender-expressies zijn niet nieuw, maar worden wel als een nieuw fenomeen gepresenteerd, omdat wat voor witte mensen nieuw is, onmogelijk kan hebben bestaan. Wit wil vooral niet irrelevant of overbodig zijn (2).

Witheid is de overtuiging dat een lege ruimte, een pure plek voor kennis, schoonheid en gesprek mogelijk is. Witheid stelt dat het mogelijk is om een ruimte volledig te ontdoen van ideologie. Die overtuiging wordt alsmaar herhaald, zodat iedereen die wel context ervaart, moeilijk doet. Op 25 februari 2019 tweet filmmaker Eddy Terstall: ‘Ik heb geen ideologie... Ideologie belemmert vrijheid en waarheid.’ Hij zegt ook: ‘Ik ben geen witte man. Ik ben mens.’ Zijn woorden vormen een perfecte illustratie bij de analyse van witheid die Robin DiAngelo biedt in haar boek White Fragi- lity. Why It’s So Hard for White People to Talk About Racism: Terstall veronderstelt dat hij een individu is, vrij van een sociale context. Bovendien acht hij objectiviteit, een ‘waarheid’ vrij van vooroordelen, mogelijk.  Als filmregisseur verwijzen zijn uitspraken ook naar de witte ruimte, de white cube  zoals deze in de twintigste eeuw gangbaar werd – in de hoop op een pure ervaring van kunst en in een poging om objectiviteit mogelijk te maken. In de witte galerie of museumruimte kan een kunstwerk op zichzelf staan, zonder maatschappelijke context. Hoewel het achterlaten van een geschiedenis en heden vol ongelijkheid en geweld ook queer rebels kan worden genoemd, betreft het vaak een escapisme waardoor anderen, die momenteel met het effect van geweld en ongelijkheid leven, minder aanspraak kunnen maken op de bindende macht van hun realiteit.

Het benoemen van ras wordt vaak neergezet als ouderwetse terminologie, als iets wat bij het verleden hoort. Wie ras nu benoemt, wordt daardoor weggezet als ouderwets. Tijd wordt zodoende ingezet om onderscheid en ongelijkheid te creëren. De Duitse filosoof Georg Wilhelm Hegel schreef dat ‘Afrika’ geen geschiedenis heeft. Dit was niet positief bedoeld, of als queer levens- kunst zoals Halberstam het voorstelt. Volgens Hegel ontwikkelde de mens zich, in het beste geval, tot een verheven geestelijke staat van zijn. Je moet hiervoor een aantal fasen doorlopen. Wie geen geschiedenis heeft, heeft geen eerdere stadia doorlopen en kan zich dus niet hebben ontwikkeld. Zo’n indeling van tijd  en het geheugen dat (3) daar als maatstaf bij hoort – wordt gebruikt om gevoelens van superioriteit te voeden. Filosoof Denise Ferreira da Silva zet in haar essay ‘Toward a Black Feminist Poethics: The Quest(ion) of Blackness Toward the End of the World’ uiteen hoe de indeling verleden, heden en toekomst on- gelijkheid creëert. Zo wordt vaak gezegd dat mensen elders achterlopen of er middeleeuwse principes op na houden. Tijd wordt ingezet om onderscheid te scheppen. Het Westen is een plek van vooruitgang en progressie. De rest van de wereld leeft in het verleden, en zonder eigen toekomst. Het begrijpen van overeenkomsten en verschillen tussen mensen is niet voldoende om categorisering en ongelijkheid te bestrijden. Da Silva pleit voor een deconstructie van de wijze waarop we tijd begrijpen (4).  De indeling van tijd zorgt er ook voor dat we herdenken. Iets is pas te herdenken wanneer het als een afgesloten gebeurtenis wordt geportretteerd. Daarom herdenken we op specifieke dagen. Herdenkingsrituelen hebben bovendien een vooraf vastgelegde tijdspanne.

Een herdenkingsritueel is niet bedoeld om een trauma na te bootsen, bijvoorbeeld door een ritueel onbepaalde tijd te laten duren en geen einde te markeren. Trauma veroorzaakt een direct emotionele respons, ook op de momenten dat zo’n emotionele respons niet past bij wat er werkelijk gebeurt. Trauma overdrijft (waarmee ik niet bedoel dat getraumatiseerd zijn overdreven of aanstellerig is). Filosoof Ross Poole bezocht het museum dat de aanslag op de Twin Towers in New York herdenkt en beschrijft zijn bezoek in het essay ‘How Not To Remember 9/11’. Volgens Poole is het museum erop gericht om een herbeleving te creëren van de chaos die op 11 september in de stad heerste. Het museum biedt geen tijdslijn, waardoor gebeurtenissen door el- kaar heen lopen. Ik wil dus niet zeggen dat een herdenkingsplaats chaos moet creëren om een herbeleving op te wekken. Wel zie ik dat grootse, pijnlijke gebeurtenissen vaak worden neergezet als een periode van ultieme chaos versus het nor- male, dagelijkse, gezonde (niet-traumatische) leven als ordelijk en gereguleerd. Om te herdenken is een kadering nodig, zo wordt altijd betoogd. Ik vraag me af of en hoe we een ritueel kunnen ontwerpen dat geen kaders reproduceert, omdat kadering de praktijk van categoriseren zo veel kwaad heeft gedaan.

Hoe zou stilte voelen als deze niet twee gekaderde minuten duurt? De meeste herdenkingsrituelen zoals ik deze in Nederland ken, creëren geen vervoering. Je wordt niet opgezweept om te rouwen, ratelend te praten, te zingen of te dansen. Op de Dam worden enkele sprekers uitgenodigd, die plechtig spreken, met veel pauzes. Het land staat even stil, dat is respect.

De zogeheten Damschreeuwer had zo zijn eigen redenen om het uit te schreeuwen en ik begrijp dat het beangstigend moet zijn geweest, in de krappe massa en met het plotse onbekende. Toch vraag ik me af of herdenken altijd veilig en geformaliseerd moet zijn.

Herdenkingsrituelen lijken het tegenovergestelde te willen zijn van de ellende die wordt herdacht. Er zijn kaarsen, er is geen vuur. De collectieve rituelen die we in Nederland kennen bieden rust, ruimte en veiligheid. Niet voor niets worden demonstraties als het tegendeel gezien: daar klinken trommels en wapperen leuzen. Toch heb ik zelf vaak demonstraties meegemaakt die als een herdenking zouden kunnen worden gezien. Het ging dan om het herdenken van die mensen die anders niet zouden worden herdacht – de 99 procent tijdens Occupy Wall Street, het leven van zwarte burgers tijdens Black Lives Matter- demonstraties, de queer vluchtelingen en trans- mensen van Reclaim Our Pride die het politieke karakter van Pride zichtbaar maken.

Ik wil niet zeggen dat rookbommen betere middelen zijn om mee te herdenken dan kaarsen. Maar ik sluit het niet uit. Wanneer luide, agressievere uitingsvormen niet als pijn en respect worden herkend en geëerd, zullen we zulke uitingen blijven veroordelen. Waren de 2011-rellen in Londen niet ook een herdenking van armoede en groeiende werkloosheid? Ik pleit er niet voor dat de werkelijkheid een ‘onbegrijpelijke chaos’ is en dat herdenkingsrituelen een uitbreiding van de werkelijkheid moeten zijn. Ik bedoel eerder dat de werkelijkheid vooral geen chaos mag zijn. Veiligheid en controle staan voorop, zogenaamd ten behoeve van de meerderheid. Maar die controle bestaat vooral opdat sommige mensen zichzelf als legitieme meerderheid kunnen ervaren, voor wie de wereld vanzelfsprekend is ingericht.

Ook vraag ik me af of de stille rituelen die ontworpen zijn, vele jaren na dato nog wel voldoen- de opvallend contrasteren met de chaos van de gebeurtenissen zelf. Dragen stille rituelen niet bij aan een steriele opvatting van de geschiede- nis, waarbij gebeurtenissen helder aan te wijzen zijn? Herinneren is een vorm van vergeten, omdat er, om te herinneren, een soort begrijpelijkheid wordt nagestreefd die vereist dat het verleden voorbij is. Wat voor rituelen zouden we volgen als herdenken ons over onbegrijpelijke chaos zou moeten leren? Als we daar een vorm voor zouden vinden, zou het verleden misschien meer als proces worden benaderd en minder als een afgesloten geheel.

 Activisten die zich inzetten voor het dekoloniseren van de geschiedvertelling zijn erin geslaagd om enkele standbeelden van hun voetstuk te halen. Dankzij hen zijn vanzelfsprekende helden ter discussie komen te staan. Maar het materiaal en het ontwerp van standbeelden ligt nauwelijks onder vuur. Mijn probleem met standbeelden en herdenkingsplaten is dat ze de herinnering afbakenen en presenteren. Standbeelden en herdenkingsplaten vatten de herinnering. Je kunt er gemakkelijk een foto bij nemen – het standbeeld rent niet weg, het materiaal verandert niet. Een standbeeld is niet gemaakt om te storen. Collectief herinneren wordt niet middels interventies gedaan, maar middels een besluit en een afspraak (voor een project, dag, locatie) en een zo soepel mogelijke implementatie van het plan (dat moet binnen een bepaalde tijd gerealiseerd, het verkeer wordt omgeleid, men weet van tevoren wanneer de tram stilstaat). Mensen die zich wel storen aan een standbeeld (bijvoorbeeld van gynaecoloog Sims) zijn daardoor vervelende onrustzaaiers. Zo’n standbeeld doet toch niets?

In Amsterdam werd Mapping Slavery geïnitieerd door Dienke Hondius en Nancy Jouwe: een online kaart toont waar handelaren en eigenaren van slaven hebben gewoond. Het is een visuele laag die je als extra kunt interpreteren, maar die de fundamenten van de stad blootlegt. Hoe kan het toch dat het verleden werkelijk alles vormt en beïnvloedt, en toch als een toevoeging, een extra, wordt aangeboden? Het overtuigt ons ervan dat het dagelijks leven voorgaat, en dat geschiedenis een soort nerd– of eliteproduct wordt – alleen als je extreem veel tijd of interesse hebt, verdiep je je. Maar het dagelijks leven is die verdiepte versie van de werkelijkheid. De dagelijkse gang van zaken is niet los te zien van wat we nog altijd apart zetten als ‘extra’ of ‘de diepere lagen’. Geschiedenis wordt gepresenteerd als iets wat je moet opzoeken, iets waar je achteraan moet. Ieder die zich bovengemiddeld interesseert in wat er is gebeurd en wat daarvan de hedendaagse effecten en affecten zijn, komt zo algauw in de ‘paranoïde’ positie te zitten van iemand die overal iets achter zoekt.

Ik zou willen dat de brokstukken van ‘foute’ standbeelden op de stoep lagen, de weg versperren, een omweg eisen of struikelen veroorzaken. Een omgevallen standbeeld is – althans in mijn mediaherinnering – een teken van revolutie, een politieke wending of een vorm van symbolische vergelding. Dat maakt een gevallen standbeeld een symbool van grootse verandering. Maar is het ook mogelijk om met gevallen standbeelden samen te leven – om de geschiedenis als dagelijks irritatiepunt te ervaren?

Een deel weghalen, in plaats van het hele geheel af te breken, dat is ook wat collectief RAAAF probeert te doen met het Hardcore Heritage-project. RAAAF ontfermt zich over plekken die het liefst worden genegeerd omdat ze historisch zo gevoelig zijn. Denk bijvoorbeeld aan een bunker van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de enorme bunkerkastelen van Adolf Hitler in Wenen. De overheid laat deze gebouwen liever on- aangeraakt, omdat je het eigenlijk alleen maar fout kunt doen. Maar het laten staan van zulke gebouwen, bevestigt de boodschap van onoverwinnelijkheid die zulke plekken moesten uitstralen. RAAAF werkt vanuit het idee dat geschiedenis nergens in besloten ligt – een object kan geen geschiedenis of verhaal bevatten, het is altijd de interactie met een plek of object die de geschiedenis tot leven wekt. Een object of plek is interessant vanwege de ‘affordances’: de handelingen waartoe zo’n object of plek uitnodigt. Het spectrum aan interacties en handelingen is afhankelijk van de persoon of personen die erbij betrokken zijn – hun ervaringsregister bepaalt wat ze ervaren en waartoe ze zich uitgenodigd voelen. Uit Waterli- nie Bunker 599 sneed RAAAF het midden weg, waardoor er een lange gang aan licht door de bunker loopt. Het bouwwerk valt nu op: wie er langsloopt ziet een bunker die zich niet meer helemaal als bunker laat lezen. De bunker is aangetast, waardoor de functie en het gebruik van de bunker open komen te liggen. Een gebouw dat als onverwoestbaar is bedoeld, oogt kwetsbaar. Het weghalen of ongerept laten van historisch gevoelige plekken heeft volgens RAAAF geen zin, er komt meer tot stand wanneer je de normale, verwachte vorm radicaal verstoort.

De Duitse kunstenaar Gunter Demnig ontwierp de zogeheten ‘struikelsteentjes’. Voor de huizen waar joden werden gedeporteerd, plaatst hij een steen die uitsteekt en het vlakke ritme van de stoep verstoort. Zo’n struikelsteen werkt alleen in een omgeving waar de boel ordelijk is aangeharkt. Een struikelsteen moet immers wel kunnen opvallen. In New York en New Orleans zou een struikelsteen niet worden opgemerkt. De stoepen zijn niet glad gelegd, soms zitten er gaten in de weg. Het zijn struikelsteden, een plek waar herdenken voortdurend onderdeel is van de dag, omdat het ontbreken van zorg (voor de publieke ruimte) letterlijk gaten creëert die verstoren, die je bewust maken van wat er niet is. Verstoring en disruptie zijn dus afhankelijk van een gladde, verzorgde omgeving. Om een gang van zaken stil te zetten, moet er immers een heldere gang van zaken zijn. Een dienstregeling. Als die vaste, gereguleerde gang van zaken er niet is – of, laten we zeggen, niet meetbaar en helder is – spreken we in Nederland over ‘achterstandswijken’ of ‘chaos’. Zonder een gebrek aan zorg te willen romantiseren, vraag ik me af of geïnstitutionaliseerd herdenken vooral gebeurt op die plekken waar de boel zo geordend is dat er nauwelijks ruimte is voor dagelijks, lichamelijk herdenken.

Validisme

De struikelsteen brengt me ook weer bij validisme. Validisme is de term die wordt gebruikt om discriminatie van mensen met een handicap aan te duiden (5). Validisme gebeurt niet alleen op duidelijke momenten – iemand zegt bewust iets denigrerends over mensen met een handicap. Onze samenleving is validistisch opgebouwd: een heleboel plekken zijn niet vrij toegankelijk voor mensen met een handicap. Sommige plekken zijn speciaal toegankelijk, maar dan moet een plank voor de deur worden gelegd of een ander hulpmiddel plus mensen worden ingeschakeld. Een hulpmiddel is niet verkeerd, maar ik wil uitlichten dat een radicaal antivalidistisch perspectief verder gaat door te analyseren hoe er altijd vanuit bepaalde lichamen wordt gedacht. Hoe de beweeglijkheid van sommige mensen – die we ‘gezond’ of ‘normaal’ neigen te noemen – altijd de norm vormt in het ontwerpen van de publieke ruimte.

Nadenken vanuit handicap, vanuit het leven met een handicap, doet ons anders nadenken over herdenken. Herdenken mag misschien iets zijn om over te struikelen. Bij voorkeur voor die mensen voor wie de wereld is ingericht om vrijuit te bewegen. Gemakkelijke beweeglijkheid is een groot ongemak voor mensen met een handicap voor wie de wereld niet is ingericht. Ik bedoel geenszins te zeggen dat de mensen voor wie de samenleving is ingericht, niet struikelen. Elk leven kent verdriet en pijn. Het gaat me om de drempels in de stoep, de traptreden voor de deur, de lift die stuk is en het hooggelegen of juist ondergrondse perron, scholen die zijn ingericht op een bepaald idee van intelligent. Of zoals Noémie Aulombard het beschrijft in tijdschrift The Funambulist: ‘Deze straten, deze cafés, deze nachtclubs, deze winkels, deze theaters, deze restaurants, ze bestendigen de sociale standaard dat personen met een handicap binnen horen te blijven, terwijl personen zonder handicap kunnen gaan waar ze maar willen. De stad is ingericht zonder dat er aan mij is gedacht, en daarom belemmert de omgeving mij meer dan mijn lichaam dat doet (6). Aulombard wil niet worden uitgenodigd om mee te doen aan wat nu normaal is. Ze vraagt: hoe zou de stad eruitzien als mijn lichaam als norm werd genomen? Het struikelsteentje wordt in een georganiseerde en ordentelijke omgeving geplaatst en als een onderbreking van het gewone en dagelijkse ingezet. Hoe getuig je van respect tijdens een dodenherdenking, als je een luidruchtig lichaam hebt, of een lichaam dat door spasmen niet stil kan zitten? Wat betekent herdenken vanuit de disruptie, in plaats van een disruptie als tijdelijke aanwezigheid te verwelkomen? is het makkelijk loslaten. Ik heb mijn persoonlijke geschiedenis nooit hoeven verdedigen en ik heb deze dus ook niet hoeven kennen. Mijn familie heeft nooit uitsluiting meegemaakt vanwege ras of religie,  dus wie of wat ze waren maakt me niet zoveel uit. Ik heb ze niet nodig, omdat ik ze heb. Niemand heeft ze ooit geprobeerd af te pakken, en dus houd ik er niet aan vast. Ik kan voelen dat ik ze niet nodig heb, omdat ik nooit iets niet had.

Niet hoeven herinneren omdat de herinnering niet is weggevaagd. Een geheugen dat licht is door gevuld te zijn. Een herinnering die afwezig is in haar aanwezigheid. Dat wil ik ‘wit herinneren’ noemen.

1: Terwijl Saidiya Hartman haar eigen dromen ontleedt, weerlegt ze allerlei gangbare aannames rondom de slavernijgeschiedenis: zo wordt graag gezegd dat Afrikanen hun eigen broeders en zusters verkochten aan de Europese handelaren. Maar ze verkochten vreemden: mensen van buiten de eigen familie of omgeving, ‘buitenlanders’, criminelen soms ook. Voor je je ras verraden kunt, moet je jezelf eerst als één ras beschouwen, stelt Hartman. Het concept ras ontwikkelde zich pas in de context van de slavenhandel, geïntroduceerd door Europeanen. Hartman citeert de Nederlanders die een effectieve slavenhandel opzetten in Elmina. Nederlanders noemden tot slaaf gemaakte vrouwen ‘Hoeregat’ en ‘Bastaard was what the Dutch called their mixed-race brood’. The Dutch telden iedere tot slaaf gemaakte als ‘kop’ en noemden hen gezamenlijk ‘levende lading’. Iedere ‘kop’ werd twee keer gebrand, eerst in de haven van El- mina, daarna nogmaals op Curaçao, een nummer of letter op de borst om aan te geven dat men ‘leverbaar’ was.

2: Witte fragiliteit verwijst naar het onvermogen van witte mensen om over ras te praten. Het is voor hen gemakkelijker te doen alsof ras niet bestaat, omdat witte mensen zichzelf altijd buiten het raciale systeem hebben geplaatst. Vandaar dat het begrip ‘blank’ in Nederland zo populair verdedigd wordt.

Robin DiAngelo verwijst in haar boek White Fragility. Why It’s So Hard for White People to Talk About  Racism  (2018) naar ‘wit stamina’ of wit uithoudingsvermogen om aan te geven dat witte mensen ongeoefend zijn in het praten over ras. Witte mensen hebben tot nog toe alleen geoefend in het praten over ras als iets wat niet over henzelf gaat, maar altijd om de ander. Daarom spreken sommige politici in Nederland van ‘een Marokkanenprobleem’, maar zul je nooit iemand horen over een wittemensen- of witte-Nederlander-probleem. DiAngelo stelt voor om witheid onder de loep te nemen: ‘Instead of the typical focus on how racism hurts peo- ple of color, to examine whiteness is to focus on how racism elevates white people.’

3: In maart 2018 sprak ik rond Internationale Vrouwendag bij de United Nations in New York. Ik leidde een gesprek met on- der anderen een vertegenwoordiger van het Nederlandse ministerie van Onderwijs en Emancipatie. De persoon in kwestie was de enige spreker die het woord ras – ‘race’ in deze context – niet in de mond nam. Zij sprak steeds van ‘etniciteit’. In internationaal gezelschap viel dit extra op. pvv-leider Geert Wilders gebruikte het onderscheid tussen etniciteit en ras in zijn rechtszaak, om te verdedigen dat hij niet discrimineerde. Hij betoogde dat hij hoogstens over etniciteit sprak, niet over ras. In de wet is er echter geen verschil. Etniciteit en ras zijn beide sociale begrippen en niet gebaseerd op fysiologische kenmerken. In Nederland wordt etniciteit vaker gebruikt omdat ras te veel aan rassenleer doet denken. Het komt echter op hetzelfde neer.

4: Denise Ferreira da Silva: ‘For what I am highlighting here is the fact that categorization functions in an ontological context governed by Time. [...] The World of Categories, as I claimed above, is always already in Time, of Time. And Time, as one can verify reading Henri Bergson and Martin Heidegger, has managed to survive the critiques that disavow scientific reason’s attempts to answer the question of the Being of Man, the Subject, the Human. For this reason, I find that the principle of Sameness and Difference in either its religious or biological for- mulation is an insufficient point of departure for the question of Blackness. For this reason, I am convinced that a radical depar- ture, one that does not stop at the critique of the formal table of sameness and difference, is in need. [...] For without an examination of the World that seeks to expose how Time works through our Categories, the racial dialectic will stay safe.’

 5: Tamar Doorduin initieerde Ziek. De Podcast om validisme, psychische issues en chronische ziekte te bespreken, altijd op het kruispunt van gender, ras of klasse.

6: Mijn lichaam is, in Nederlandse context, geen alarmerende herinnering aan een verleden dat alleen verstomd voortbestaat.

Simon(e) van Saarloos (1990, Summit, New Jersey) is schrijver en filosoof. Van Saarloos publiceerde meerdere boeken, waaronder een roman en een columnbundel. In Enz. Het Wildersproces (2018) deelt Van Saarloos een feministisch en queer verslag van de rechtszaak tegen Geert Wilders. Lees hier een bespreking van het boek, of bekijk een recent gepubliceerde essay over het Gezi Park proces in Turkije. In Het monogame drama, bekritiseert Van Saarloos het monogame denken, dat niet alleen bepaalt hoe we romantisch leven, maar ook hoe we over bezit, hiërarchie en veiligheid denken. De Engelse vertaling, Playing Monogamy, werd geprezen door internationale auteurs zoals Jack Halberstam, Mona Eltahawy en Leni Zumas. Beluister de MultiAmory podcast voor een gesprek over de filosofie van nonmonogamie, of vind hier een korte lezing over nonmonogamie in Coronatijd.

Van Saarloos’ laatste boek, Herdenken herdacht (2019) is een essay over queer vergeten, wit herinneren en belichaamd herdenken. De presentatie van het boek in het Compagnietheater Amsterdam is hier terug te zien, of lees een recensie van het boek. Om meer over Van Saarloos opvattingen over herdenken te leren, kijk je naar dit gesprek met The Black Archives, of naar de ‘Rewriting histories’ lezing op IGTV.

Van Saarloos cureert samenwerkingen tussen kunstenaars, activisten en academici en verschijnt regelmatig op het podium als spreker, interviewer en performer.

Fotografie: Ashley Röttjers