‘Er zijn alleen maar verliezers in deze strijd’

Vijf jaar geleden bevond Suzan Yücel zich in Parijs plots midden in een terroristische aanslag. Islamisten schoten in het restaurant aan de overkant, waar ze nog geen tien minuten eerder wilde gaan eten maar dat vol zat, meerdere mensen neer. Maar daar hield het niet bij op: ze ervoer ook de maatschappelijke gevolgen van de aanslag voor haar en haar familie, met name haar – hoofddoekdragende en dus zichtbaar islamitische – moeder. Voor Lilith schrijft ze over hoe ze met het dubbele slachtofferschap en PTSS om is gegaan, en wat de maatschappij daarvan kan leren.

Illustration: David Wade

Illustration: David Wade

Heb jij wel eens een AK-47 af horen gaan? Ik wel. En dat geluid zal ik nooit meer vergeten. 

Het is precies vijf jaar geleden dat er meerdere aanslagen werden gepleegd in verschillende uitgaansgelegenheden in Parijs met 138 doden en meer dan vierhonderd gewonden als gevolg. Terwijl ik met een vriendin op het terras van een café nietsvermoedend een drankje stond te doen, bevonden we ons plots midden in één van die aanslagen. In blinde paniek renden we weg van de onheilsplek, nadat we die keiharde knallen hoorden.

De acht daders, waarvan zeven ter plekke overleden, bleken aanhangers te zijn van IS. Zorgvuldig hadden ze maanden van tevoren deze aanslagen gepland. Dit waren jongens die opgegroeid zijn in Europese moslimfamilies. Net als ik. Sindsdien is mijn wereld helemaal op z’n kop gaan staan. Al had ik dat zo vlak erna niet meteen in de gaten. Om mij beter te kunnen begrijpen moet ik je een stukje verder mee terug de tijd in nemen.

Als het maar geen moslim is

Het is het jaar 2004. Op de Linnaeusstraat in Amsterdam wordt Theo van Gogh vermoord. Ik was pas zeventien jaar, en liep stage als welzijnswerker bij Humanitas. ‘Als het maar geen moslim is’, hoopte ik, terwijl een golf van angst zich over mijn lichaam verspreidde. Een wens die geen moslim onbekend is na de aanslagen van 9/11 en de daaropvolgende islamofobie die als een vloedgolf door het Westen ging. Ik droeg destijds een hoofddoek en was dus zichtbaar moslim en makkelijk doelwit voor uitingen van moslimhaat. De dader van de moord op Van Gogh bleek wel moslim. En dat heb ik geweten ook. In de week erop toen ik met mijn moeder, ook gesluierd, over straat liep in onze witte vinexwijk werden we bespuugd en uitgescholden. Bij één incident staken we over op een zebrapad waarbij de wachtende automobilist dreigend het gaspedaal indrukte terwijl hij een middelvinger opstak naar ons. Mijn moeder en ik klampten ons aan elkaar vast en wisselden angstige blikken uit. De straat en onze woonwijk waren ineens onveilig. We hoopten dat deze storm snel zou gaan liggen, maar werden in de loop der jaren helaas vaker geconfronteerd met dit soort uitingen van moslimhaat.

Parijs

Elf jaar later, op 13 november 2015, was ik in Parijs voor een freelance klus. Samen met een vriendin besloot ik uit eten te gaan. Het restaurant Le Petit Cambodge waar we wilden eten bleek vol. We besloten in café Le Carillon aan de overkant een drankje te doen, buiten op het terras, terwijl we wachtten op een plekje in het restaurant. Nog geen tien minuten later hoorden we keiharde knallen. Ons restaurant werd onder vuur genomen. We renden in blinde paniek weg. Terwijl wij renden vuurden de daders ook kogels af op het café waar we stonden. Pas achteraf vernamen we dat we ons middenin een aanslag bevonden. Een aanslag waarbij de daders met kalasjnikovs zoveel mogelijk slachtoffers probeerden te maken in verschillende uitgaansgelegenheden. Én, dat we ternauwernood aan de dood zijn ontsnapt. 

In shock keerde ik de dag erop terug naar Nederland. Naar mijn vrienden en familie. Nog nooit was ik zo blij om mijn moeder te zien en te kunnen omhelzen. Kort nadat ze mij in haar armen sloot en de tranen over onze wangen rolden, liet ze voorzichtig vallen dat ze – wederom – vreesde voor haatreacties op straat. Ik droeg dan geen hoofddoek meer, maar zij nog wel. En omdat ik weet wat voor reacties dat kan uitlokken na zo’n aanslag deelde ik diep van binnen haar angst.

Toch probeerde ik die angst weg te duwen en me er niet aan toe te geven. Nadat ik twee weken lang permanent dikke ogen had van het huilen en amper mijn bed uit kon komen als na-effect van de traumatiserende gebeurtenissen, vond ik het wel mooi geweest. Ik pakte mijn leven op en probeerde te doen alsof er niks was gebeurd. Zo deed ik dat mijn hele leven al, en zo ging ik dat nu ook weer doen.

Trauma

Hoewel ik niet achterom wilde kijken, was er wel degelijk iets veranderd in mij. Overal waar ik kwam, zocht ik vluchtroutes. Ik schreef me direct in bij een sportschool zodat ik mijn conditie kon verbeteren en droeg vooral comfortabele schoenen, zodat ik snel kon wegrennen mocht er iets gebeuren. Ik vermeed plekken bij het raam, zat het liefst met mijn gezicht naar de ingang en als dat niet kon, keek ik regelmatig om me heen om alles in de gaten te houden. Ineens was ik hyperalert. Een gevoel dat voor vrouwen niet onbekend is als ze zich op straat begeven. Het vrat me van binnen op om continu hyperalert rond te lopen met het idee dat het gevaar van alle kanten kan komen. De angst had zich op een sluwe manier meester gemaakt van mij. 

Twee jaar later werd ik gediagnosticeerd met een depressie en PTSS dat leidde tot agorafobie: straatvrees. Door mijn gevoelig karakter en ongezonde copingmechanisme om al mijn emoties weg te drukken en te negeren, was de aanslag in Parijs de spreekwoordelijke druppel die mijn emmer deed overlopen. De straat was niet alleen onveilig geworden door mijn ervaring in Parijs, maar ook door mijn ervaringen als zichtbare en kwetsbare moslimtiener, die aanvallen moest incasseren vanwege haar religie. De angsten die ik sinds mijn tienerjaren vakkundig had weggestopt, herleefde ik één voor één met traumatherapie, zodat de kwelgeesten uit het verleden me voor eens en voor altijd los konden laten.

Islamofobie

Nu, vijf jaar na de aanslag, ben ik weer in betere staat en voelt de straat niet meer als een mijnenveld waarin ik me moet bewegen. Wel houd ik nog altijd mijn hart vast als er in Europa een aanslag wordt gepleegd waarbij de daders radicale islamisten blijken te zijn. Omdat ik weet hoe verwoestend het effect kan zijn op directe slachtoffers. Maar ook omdat zo’n aanslag opnieuw een golf van moslimhaat en xenofobie teweeg brengt. En indirect slachtoffers maakt, waarbij moslims, zoals mijn moeder, het mikpunt worden van haat en intimidatie op straat en online, die gevoed wordt door xenofobe politici en opiniemakers. Zij misbruiken deze aanslagen om hun haat en woede over de multiculturele samenleving en moslims verder te verspreiden en te verankeren in de maatschappij.

Huiveringwekkend volg ik wat er nu gebeurt in de naam van veiligheid en vrijheid in Frankrijk na de gruwelijke onthoofding van leraar Samuel Paty vorige maand. De Franse president Macron had alle kansen om zijn volk te verbinden, maar gebruikt het juist om een klopjacht te openen op moslims en moslimorganisaties die volgens hem fout zijn. Alleen: vrijheid beschermen door de vrijheid van anderen in te perken ís geen vrijheid. Deze maatregelen zijn een farce en zorgen voor een verdere tweedeling in de samenleving.

 Dader vs. slachtoffer

Recentelijk verscheen het boek Na de Bataclan over twee vaders die hun kind hebben verloren op die 13 november in 2015. De zoon van de ene pleegde de aanslag, de dochter van de ander kwam om het leven. Wat hun bindt, is het verlies van hun kind aan terrorisme. Deze vaders hebben hun angst voor de ander opzij gezet en hopen met hun boek dat mensen meer met elkaar gaan praten. Een taak waarvan je zou mogen hopen dat de regering die op zich zou nemen.

Als ik één ding heb geleerd na alles wat ik heb meegemaakt, is dat er in deze strijd alleen maar verliezers zijn. Na zo’n aanslag is na al die jaren nog steeds de tendens dat moslims als homogene groep worden afgerekend ervoor en zich publiekelijk moeten verontschuldigen. Kap hiermee. Want inmiddels mogen we er wel vanuit gaan dat de gemiddelde moslim dit afkeurt. Sterker nog, zij lijden hier net zo onder. Niet alleen door moslimhaat, maar ook omdat de gemeenschap worstelt met extremisten waar hun kinderen aan ten prooi kunnen vallen. De pijn zit voor hun aan twee kanten. 

Als samenleving kunnen we alleen gezamenlijk verder komen wanneer we aan een inclusieve samenleving bouwen, waarbij ook moslims een volwaardig onderdeel zijn van de samenleving. Een maatschappij voor en door iedereen, want we zijn tenslotte allemaal in eerste instantie mens. Dat begint bij het erkennen – door iedereen – dat de vrijheid en veiligheid van de één niet superieur is aan vrijheid en veiligheid van de ander. 

OpinieSuzan Yucel