Aanpak seksuele intimidatie Europarlement: Veel geblaat, weinig wol
Drie jaar geleden kwam de #MeToo-beweging op gang. Deze activistische golf tegen seksuele intimidatie deed overal in de samenleving veel stof opwaaien en reikte zelfs tot in het centrum van de Europese macht. Zo kwamen medewerkers van het Europarlement naar voren met hun eigen ervaringen op de werkvloer, en als reactie daarop lag er al snel een resolutie klaar om een veilige werksfeer binnen het Europees Parlement te garanderen. Drie jaar later, op maandag 9 november 2020, organiseerde The Committee on Gender Equality and Women's Rights (FEMM) een openbare zitting waarin besproken werd wat er tot nu toe is veranderd. Spoiler alert: bar weinig. Isabel Sheridan zocht uit hoe dat kan.
Hoe het allemaal begon
Jeanne Ponté kwam in 2017 – destijds parlementair assistent van Europarlementariër Edouard Martin – naar buiten met een klein, onopvallend notitieboekje. De inhoud sprak boekdelen: het bevatte getuigenissen van haarzelf en meer dan tachtig medewerkers van het Europees Parlement die in de afgelopen jaren melding hebben gemaakt van seksuele intimidatie en aanranding. De verhalen varieerden van medewerkers die ongepaste berichten ontvingen in het midden van de nacht, ongewenst aangeraakt werden, of zelfs achtervolgd werden door de gangen van het Europees Parlement. Diezelfde maand werd een resolutie opgesteld, waarin het parlement beloofde zich hard te maken voor de strijd tegen seksuele intimidatie, zowel buiten als in de Europese instituties.
Het eerste advies in de resolutie luidt: de oprichting van een extern orgaan met onafhankelijke experts. Dit externe orgaan zou de behandeling van klachten onderzoeken. Ook zou het controleren of de Europarlementariërs de regels rond seksuele intimidatie überhaupt kennen – kennelijk iets dat voor sommigen vandaag de dag nog steeds ‘lastig’ is. En er was behoefte voor een onafhankelijke comité – inclusief medische professionals, die slachtoffers van seksuele intimidatie of geweld adequaat zouden kunnen helpen. Voorgenomen werd een verplichte anti-intimidatie training te ontwikkelen voor álle medewerkers en leden van het Europarlement.
Het klinkt veelbelovend, maar Miriam-Lena Horn, parlementair medewerker en personeelsvertegenwoordiger van de #MeTooEP-beweging wijst erop dat er tot nog toe geen sprake is van echte verandering. “Het bleef bij een aantal cosmetische veranderingen voor de buitenwereld”, zegt ze. Een jaar nadat de resolutie praktisch onuitgevoerd op tafel lag besloot de actiegroep een blog te lanceren om de urgentie van het probleem te onderstrepen. Hierin werden de verhalen van slachtoffers anoniem gepubliceerd, om aan te tonen dat seksuele intimidatie een structureel probleem is dat verschijnt in vele vormen en maten.
Geen onafhankelijke vertrouwenspersonen
Drie Europarlementariërs nemen – onder anderen – zitting in de commissies die zich buigen over klachten over seksuele intimidatie. Dat creëert geen veilige en uitnodigende omgeving om je verhaal te doen, meent ook Europarlementariër Samira Rafaela (D66), coördinator vrouwenrechten en gendergelijkheid voor Renew Europe: “Het is ontmoedigend als je weet dat als je een klacht over je baas indient, er misschien wel een vriendje van je baas in het comité zit. Als je informatie wilt, dan moet je ervoor zorgen dat mensen die informatie kunnen leveren. Als er bepaalde doelgroepen zijn die op de een of andere manier disproportioneel seksuele intimidatie of discriminatie meemaken, maar dit niet melden, dan klopt er iets niet.” Miriam-Lena Horn hekelt bovendien het gebrek aan onafhankelijkheid. Er zijn nog steeds geen onafhankelijke vertrouwenspersonen waar parlementsleden en medewerkers hun verhaal kwijt kunnen. Horn: “Ook deze vertrouwenspersonen maken direct deel van de hiërarchie van het Europees Parlement.” Ze voegt hieraan toe dat deze taak voor Europarlementariërs en medewerkers bovenop hun eigen overvolle werkweek komt.
Geen transparantie
Wat de resolutie wel teweeg heeft gebracht is een onderzoek door een externe organisatie. Het rapport dat hierover is opgemaakt, bevat gevoelige informatie en is daarom niet openbaar. Onduidelijk blijft dus hoeveel klachten er jaarlijks binnenkomen en hoe steekhoudend die klachten zijn. Zowel Rafaela als Horn hebben tevergeefs geprobeerd resultaten in te zien. Ook de resultaten van een rapport van een onderzoek waar Horn nota bene zelf voor was geïnterviewd, kon ze niet opvragen. Dat gevoelige informatie vertrouwelijk behandeld moet worden, begrijpt Horn, maar ze wijst erop dat het mogelijk zou moeten zijn om in ieder geval een geanonimiseerde versie van het onderzoek in te kunnen zien. Het gebrek aan cijfers, informatie en vooral transparantie maakt het lastig voor Rafaela en andere leden van het Europarlement om hun controlerende functie uit te kunnen voeren en seksuele intimidatie bij de wortels aan te pakken.
De giftige hiërarchie van het Europees Parlement
In navolging van de resolutie zijn er anti-intimidatietrainingen ontwikkeld. Deze trainingen zijn verplicht voor medewerkers van het Europarlement, maar niet voor Europarlementariërs. Rafaela benadrukt de onzinnigheid hiervan, seksuele intimidatie gaat immers vaak hand in hand met machtsmisbruik. “Het kan iedereen overkomen, maar je ziet dat machtsverhoudingen hierin een grote rol spelen.” Europarlementariërs mogen zelf inschatten of ze baat zouden hebben bij het volgen van de training. “Je ziet dat sommige parlementsleden de cursus op eigen initiatief volgen,” zegt Horn. “Maar dat zijn vaak niet degenen die de training nodig hebben. It’s like preaching to the choir.” Rafaela beaamt dat: “Sommige Europarlementariërs vinden het misschien niet nodig, maar misschien zijn ze zich niet bewust van hun gedrag.”
De slachtoffers zijn veelal jonge, vrouwelijke medewerkers en stagiaires. “Zij bevinden zich vaak in een precaire arbeidspositie, waarbij ze makkelijk ontslagen kunnen worden door hun baas in het geval van een zogenoemde breach of trust”, zegt Horn. Dat maakt het des te wranger dat het personeel verplicht is een training te volgen, maar de top niet. Het gevolg is een onveilige werksfeer die veel schade aanricht. “Veel mensen blijven met een trauma achter of gaan weg,” zegt Rafaela. “Dat kan ook een obstakel zijn voor jonge vrouwen om door te groeien in onze organisaties. Op een gegeven moment denken ze bij zichzelf ‘ik ga toch aan het kortste eind trekken’ en dan gaan ze weg, met alle gevolgen van dien.” Dit onveilige klimaat kan vrouwen binnen het Europees Parlement ervan beletten door te stromen en hogere functies te bekleden.
Waar gaat het mis?
Hoe is het mogelijk dat er zo’n halfslachtige poging gedaan is om de resolutie uit te voeren? Horn en Rafaela zijn het eens over waar de verantwoordelijkheid ligt: bij het bureau van het Europees parlement. Horn: “Ik denk dat het voornamelijk ligt aan conservatieve krachten binnen de administratie die het proces verstoren en slechts oppervlakkige veranderingen doorvoeren.” Ook Rafaela heeft de indruk dat het uitbannen van seksuele intimidatie geen prioriteit is geweest voor het bureau. “Je ziet wel vaker dat het binnen machtige institutionele omgevingen moeilijk is om de top te bewegen”, zegt ze. “Daarom heeft zo’n beweging ambassadeurs als Europarlementariërs nodig die dat met hun machtsinstrumenten wel kunnen doen. Het moet top-down geïmplementeerd worden. Ze moeten uitstralen dat ze dit belangrijk vinden.”
Een senior strateeg* van een organisatie die gespecialiseerd is in het ontwikkelen van integriteitssystemen voor bedrijven en overheidsinstanties legt uit dat een veel voorkomende reden voor weerstand vanuit het management de angst is voor reputatieschade. “Je ziet vaak dat men bang is dat er schandalen naar boven komen, wanneer ze de meldingskanalen laagdrempelig maken. En er is ook een grote kans dat dat gebeurt. Het instinct waar men naar neigt bij dit soort onderwerpen is om de naam van de organisatie te willen beschermen tegen schandalen. Dat betekent eigenlijk dat je je slachtoffers in de steek laat, omdat je je reputatie hoog wil houden.” Ze voegt hieraan toe dat deze reflex vaak juist een negatief effect heeft op de reputatie van een organisatie. “Het gekke van die reactie – en het is een veelvoorkomende reactie – is dat als je een systeem goed inzet, je beter beschermd bent tegen schandalen. Dan kan je namelijk laten zien dat je het probleem serieus neemt en er daadwerkelijk iets aan wil veranderen.”
Hoe nu verder?
Hoe kan men garanderen dat het dit keer eens verder gaat dan meetings, gesprekken en loze beloftes?
Als het aan Rafaela ligt zijn er een aantal concrete stappen die nu genomen moeten worden. Ten eerste pleit ze voor een EU-brede bewustwordingscampagne over seksuele intimidatie en seksueel geweld. Ook moeten er onafhankelijke comités en onafhankelijke vertrouwenspersonen komen waar mensen hun klachten kunnen doen, zonder dat het bij de beklaagde terecht kan komen door verstrengelingen. Ten slotte benadrukt ze dat het belangrijk is dat de situatie effectief gemonitord wordt. De senior strateeg sluit zich hierbij aan, maar praat ook over een professionaliseringsslag die past bij de grootte van de organisatie: “In een organisatie zo groot als het Europees Parlement, met al die Europarlementariërs, medewerkers en stagiaires moet je eigenlijk honderden meldingen per jaar binnenkrijgen. Daar moet een apart bureau voor komen van vijf à zes integriteitsfunctionarissen. Dit moeten aparte banen zijn. Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat het interne meldingssysteem werkt: dat je klacht onderzocht wordt en dat er iets mee gebeurt.” Wanneer zo’n orgaan geïnstalleerd is, is het volgens de senior strateeg belangrijk dat men vervolgens gaat kijken naar preventie: in welke situaties en onder welke voorwaarden kan dit gedrag plaatsvinden. Vervolgens moet de organisatie zich daarop aanpassen.
Waar het op neerkomt is dat de resolutie die in 2017 is opgesteld, correct geïmplementeerd wordt. Nu de druk van de ketel is en het shock effect van de MeToo-beweging lijkt af te nemen, is de vraag: gaat dit lukken? Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat er dit keer echt iets verandert? “Door te blijven pushen”, zegt Rafaela.
Naar aanleiding van de zitting van maandag 9 november heeft de FEMM-commissie een afspraak met de president van het Europees Parlement David Sassoli. Wat de vervolgstappen gaan worden, zal deels afhangen van de toezeggingen die Sassoli en het bestuur zullen doen en de inzet die ze tonen. Mocht dat niet genoeg zijn, dan gaat Rafaela kijken naar het voorstellen van een nieuwe resolutie met een andere tone-of-voice: “Mocht het zover komen, dan zal het veel resoluter geformuleerd moeten worden, met een duidelijk ultimatum”, zegt ze. Ook de #MeTooEP-beweging zal de komende tijd blijven lobbyen voor verandering. Horn: “Ik denk dat verandering mogelijk is ondanks de sterke hiërarchische structuur van het Europees Parlement. Het belangrijkste is de wil is om daadwerkelijk iets te veranderen, in plaats van het te laten lijken alsof er iets veranderd is.”
* De senior strateeg met wie we gesproken hebben sprak aanvankelijk on the record. Uit angst voor represailles wilde de senior strateeg uiteindelijk liever geanonimiseerd worden.
Illustratie: Curt Merlo