Ondemocratische noodwet zorgt voor onrust op Curaçao
Het parlement van Curaçao heeft op 3 december 2020 een controversiële noodwet aangenomen. In tijden van crisis kan de overheid op basis van deze noodwet de vrijheden en mensenrechten van inwoners vergaand beperken. Al voor de wet was aangenomen, laaiden er heftige discussies op over de bevoegdheden die de noodwet in het leven roept, en hoe deze bevoegdheden kunnen leiden tot misbruik, willekeur en de schending van mensenrechten. Jurist Lisenne Delgado en antropoloog Louis Römer leggen je uit waarom deze kritiek en argwaan meer dan terecht zijn. Curaçao en vermeende ‘redder-in-nood’ Nederland hebben zich in het verleden immers veelvuldig schuldig gemaakt aan mensenrechtenschendingen.
Nederland als ‘ware’ machthebber
Het concept democratie betekent ‘heersing door het volk’. Helaas lijkt niet iedereen even bekend te zijn met de essentie van dit idee. In een poging het Curaçaose volk ervan te overtuigen dat het zich geen zorgen hoeft te maken over de nieuwe noodwet, zetten juristen en academici deze zorgen weg als ‘paniekzaaierij’. Zo beweert Jan de Boer, rechter in het Caribisch gebied, dat er in Curaçao nooit sprake zal zijn van een dictatuur, een politiestaat of ernstige mensenrechtenschendingen. Ook niet als de wet wordt aangenomen. Dit komt volgens De Boer door de zogenoemde ‘waarborgfunctie’ van het Koninkrijk. Het Koninkrijk der Nederlanden (lees: Nederland) heeft namelijk de macht om in te grijpen in Curaçao. Bijvoorbeeld in geval van grove mensenrechtenschendingen. En dit is precies waar de kern van het probleem ligt: in tijden van crisis en en wanneer Nederland dit nodig acht, staat zij op als de ware soeverein. Met alle ingrijpende gevolgen van dien.
Het is dus niet het volk van Curaçao dat de touwtjes in handen heeft op het eiland. En het is ook niet verrassend dat het idee dat Nederland hen altijd zal kunnen ‘redden' voor een groot deel van het volk angstaanjagend is. Op Curaçao is men er namelijk maar al te goed van bewust dat het Koninkrijk doordrenkt is van mechanismen die niet voldoen aan de eisen van een democratische rechtsstaat. We hoeven alleen al maar te wijzen op wat juristen het ‘democratisch deficit’ noemen. Caribische Nederlanders worden onvoldoende democratisch vertegenwoordigd. Of de rol van de Gouverneur. hoewel de Gouverneur de Koning representeert, heeft de Gouverneur veel verdergaande bevoegdheden. Voor voorbeelden van mensenrechtenschendingen, willekeur, en machtsmisbruik is het niet nodig om ver terug de geschiedenis in te duiken. Voor vele Curaçaoënaars op het eiland is discriminatie, uitsluiting, politieke represailles, en intimidatie op de werkplaats namelijk nog steeds aan de orde van de dag.
Een geschiedenis van mensenrechtenschendingen
Voor enkele voorbeelden die sociale, economische en culturele rechten op het eiland betreffen, hoeft men maar te denken aan schrijnende tekorten en segregatie binnen het onderwijs, het schrikbarend groeiend aantal huishoudens dat afhankelijk is van de voedselbank, milieuvervuiling door de Isla (voorheen Shell) met alle gevolgen van dien voor omwonenden en de natuur. Wat betreft civiele en burgerlijke rechten kan men denken aan de Venezolaanse vluchtelingen die aan hun lot worden overgelaten (terwijl Minister Blok ironisch genoeg Venezuela terechtwijst op mensenrechtenschendingen). Of aan homoseksuele relaties die geen bescherming genieten. Ook is er een grote groep mensen die vanwege diverse sociaal-economische omstandigheden afgesloten is van toegang tot schoon drinkwater. Het OM, de politie, en andere overheidsinstanties maken vaker onbevoegd gebruik van onderzoeksbevoegdheden zoals afluisteren. Bovendien is het Koninkrijk onlangs nog voor veroordeeld voor de mensonterende toestanden in gevangenissen in het Caribisch gebied.
Ook in Nederland ondervinden Curaçaoënaars etnische profilering, onder meer door de politie en de Belastingdienst. Ook zijn er regelingen zoals de verwijsindex Antillianen, en steeds terugkerende wetsvoorstellen zoals de ‘Bosman-wet’ om zogenoemde kansarme Antillianen te weren uit Nederland. Laten we ook niet vergeten dat de rechter niet lang geleden oordeelde dat de huidige Minister-President van Nederland, die tevens voorzitter is van de Rijksministerraad, aanzette tot rassendiscriminatie. Bovendien toont het Koninkrijk met de voorwaarden voor Coronasteun aan de Caribische landen eens te meer dat bezuinigingspolitiek meer prioriteit heeft dan het versterken van de democratie. En het bovenstaande is een kleine greep uit recente voorbeelden van mensenrechtenschendingen, willekeur en machtsmisbruik in Curaçao en binnen het Koninkrijk.
Niet meer dan terecht
Wantrouwen en kritiek jegens de noodwet komen dus terecht voort uit het feit dat voor de Caribische Koninkrijksburgers, gelijkheid, sociaal-economische rechtvaardigheid en de democratische rechtsstaat altijd al precair en conditioneel is geweest. Kritiek vanuit de samenleving ontstaat niet in een vacuüm. Noch is het louter een gevolg van paniekzaaierij en desinformatie op sociale media, of het idee van ‘nos mes por’ (wij kunnen het zelf) of andere soortgelijke clichés over de Curaçaose mentaliteit. Wantrouwen tegenover instituten en juridische experts die historisch gezien te vaak te weinig hebben gedaan om ongelijkheden en onrechtvaardigheden tegen te gaan, is dus niet alleen begrijpelijk, maar ook noodzakelijk. Noch helpt het om, zoals De Boer doet, op een paternalistische manier te wijzen op een externe redder –het Koninkrijk– die zich in de praktijk ten opzichte van Curaçao juist blijft gedragen met een houding die het best omschreven kan worden met het Papiamentse spreekwoord: ‘ku awa den un man, kandela den e otro’ (met water in een hand, en vuur in de andere hand). Dat wat gepresenteerd wordt als iets positiefs, gaat gepaard met iets nadeligs.
De regering en experts doen er beter aan om zorgen vanuit de samenleving over mensenrechten serieus te nemen. Het is immers het publieke debat dat instituten scherp houdt. En ook is het duidelijk wat er gebeurt wanneer het Curaçaose volk stelselmatig genegeerd wordt. We herinneren ons allemaal nog juni 2020, toen er heftige rellen uitbraken naar aanleiding van de Nederlandse ‘coronasteun’. En wat betreft rechter De Boer; als hij de democratische rechtsstaat echt een kans wil geven, kan hij zijn oordeel beter voor zich kan houden. Het is namelijk niet voor niets dat de rechter niet op de stoel van de wetgever mag zitten. De democratische rechtsstaat gaat immers uit van een scheiding van machten. Ten slotte kunnen experts en professionals democratische processen ook juist versterken door het volk te helpen zich kritisch te uiten, de regering scherp te houden, en op te blijven komen voor hun eigen mensenrechten.
Lisenne Delgado is jurist en promovendus mensenrechtenonderwijs aan de Universiteit Utrecht, en is gespecialiseerd in (internationale) mensenrechten en Koninkrijksrecht.
Louis Römer is antropoloog en is universitair docent aan de Vassar College in New York, U.S.A, en is gespecialiseerd in rechtsantropologie, politieke antropologie, en linguïstische antropologie.
CC: Larry Syverson
Genoten van dit artikel? Word ’friend’ van Lilith en support onze journalistieke en feministische platform.
Enjoyed this article? Become our friend and support us.