'Zachtop Lachen' door Malou Holshuijsen

Radiopresentator en programmamaker Malou Holshuijsen beschrijft in haar debuutroman Zachtop lachen een jeugdtrauma dat ze jaren overschreeuwde. Hoofdpersoon Malou durft van het ene op het andere moment niet meer het verkeer in te gaan. Wat volgt is een rauwe dialoog tussen haar en haar psycholoog.

Wil je meer lezen? Koop Zachtop Lachen hier!

De gifbeker, slok twee

Een jaar of twee geleden, ik ben eenendertig

Ik begrijp niet zo goed waarom we het daarover moeten hebben.


Waarom zoveel weerstand na deze vraag?

Het gaat hier toch om mij? Ik ben overal bang voor. Wat heeft mijn familie daarmee te maken? Ik vind het prettig als dat eerst wordt uitgelegd voordat ik antwoord geef. Waarom beginnen we nu opeens bij vroeger? Daar zijn we vorige keer niet geëindigd.


Ik ben benieuwd uit wat voor gezin je komt. Dat zegt veel over jou. Ik vraag het altijd aan iedereen. Dus ook aan jou. Hoe zag jouw gezinssituatie eruit toen je opgroeide?

Goed, denk ik. Ik heb een vader, een moeder en een broertje. We zijn allemaal oké. Mijn ouders zijn nog bij elkaar. Mijn broertje is vier jaar jonger dan ik. Hij heet Thomas maar iedereen noemt hem Ans, een verbastering van Ans Vogeltjesdans.


Ans wat? Vogeltjesdans?

Ja, ken je dat nummer, de vogeltjesdans?


Ik geloof het wel.

Echt een megazeiknummer.

En dat is Thomas’ lievelingslied?

Haha, nee. Ans Vogeltjesdans heeft te maken met een karaokeavond, jaren geleden in de kroeg van ons dorp.
Hij had al veel te veel gedronken toen hij aan de beurt was om een liedje mee te zingen.

En hij zong de vogeltjesdans?

Nou, dat dacht hij te gaan doen, maar dat ging niet.

Hij was te dronken?

Nee, de vogeltjesdans heeft geen tekst, het is een instrumentaal nummer dus er valt niks te karaoken. Stond hij daar. Sindsdien noemen we hem Ans Vogeltjesdans.

En wat vindt Thomas daarvan?

Je bedoelt Ans.


Wat vindt hij ervan?

Hij draagt de naam met trots. Hij stelt zich zelden voor als Thomas. Mijn broertje is de grappigste persoon die ik ken. Zijn zelfspot reikt tot grote hoogte.

En je ouders?

Die noemen hem ook Ans.

Nee, hoe is de band met je ouders?

Wel goed.

Wel goed?

Ja, wat kan ik zeggen. Niks bijzonders. Ans en ik zijn heel hecht en we zijn gelukkig. Het is gezellig thuis.

En vroeger?

Ik weet niet meer zoveel van de tijd voordat Ans werd geboren. Al schelen we veel qua leeftijd. Hij is vier jaar jonger dan ik. Ik heb weinig herinneringen aan vroeger. De herinneringen die ik heb zijn met Ans.

Wat zijn je ouders voor mensen?

Leuke mensen. Ze hebben een ruimdenkende mindset en hebben me altijd heel erg vrijgelaten. Ik ben een heftige puber geweest. Ik wenste ze al het ongeluk van de wereld, zoals iedere zichzelf respecterende puber dat doet.


Wat kun je nog meer vertellen

Mijn vader is een praktische man, hij kan alles maken. Altijd als ik weg moest op mijn fiets vond hij nog wel iets wat even snel gerepareerd moest
worden en stond ik ernaast te wachten. Fucking irritant. Mij interesseerde het niks. Mijn moeder is ziek geweest.

Erg ziek?

Kanker.

Pfoe, dat is erg.

Eigenlijk kon ze geen kinderen krijgen en toen opeens kwam ik. Ik geloof dat ze al over de helft van haar zwangerschap was toen ze erachter kwam. Ik weet er vrij weinig van.

Hoezo niet?

Omdat ik er niet bij was. Herinner jij je jouw foetusbestaan nog wel dan?

Wat weet je wel?

Dat mijn moeder zich schuldig heeft gevoeld omdat ze niet altijd voor me heeft kunnen zorgen. Ze heeft veel in het ziekenhuis gelegen toen ik een baby was. Iets met baby’s en hechting, schijnt best belangrijk te zijn.

Dat is heel belangrijk. Wie heeft er voor jou gezorgd?

Mijn vader, oma Helena en een vriendin van mijn moeder. Althans dat denk ik.

Weet je dat niet zeker?

Nee, ik heb er nooit naar gevraagd. Ik heb er weleens iets over gehoord. Maar bij ons thuis praten we niet over die dingen. Het is nu goed, dus waarom zouden we in gesprek gaan over vroeger?

Waarom heb je er nooit naar gevraagd?

Het is niet in me opgekomen het te vragen.

Ben je niet nieuwsgierig?

Ik ben oké, dus nee. Ans is een ivf-baby en daar maken we graag grappen over. Over dat hij verwisseld zou zijn met het potje van de buurman.

Buurman?

Of nou ja, buurman. De man die na hem ‘kwam’ in de kamer.

De kamer?

Ja, het kamertje in het vu-ziekenhuis waar je met een leeg plastic potje naar binnen gaat en met een warm gevuld potje weer naar buiten loopt. En dan de man die na hem kwam. Letterlijk.

Maak je vaak grappen?

Ja, en Ans ook.

Waarom?

Ik denk omdat we grappig zijn. Droog, zwart en grenzeloos. Dat is iets wat we delen. Mijn moeder heeft dat ook, haar moeder Helena ook.

Heeft je moeder een goede band met haar moeder?

Mijn moeder heeft een klotejeugd gehad. Mijn opa en oma zijn jong gescheiden, dus mama is opgevoed door haar stiefvader. Iets wat in die tijd helemaal niet als normaal werd gezien. Mijn oma Helena heeft weleens verteld dat iedereen haar uitmaakte voor hoer. Ik moest altijd keihard lachen als ze dat tegen me zei.

Vertel eens iets over je oma.

Wat?

De moeder van jouw moeder.

Oma Helena? Hoe kom je daar nou bij?

Wat heeft je moeder voor opvoeding gehad?

Tja, ik weet het niet. Een Indische opvoeding toch wel. Mijn oma Helena is uit Indonesië gekomen en toen kreeg ze kinderen, in de kou. Onze familie is wel anders dan de Nederlandse families in de straat. Vroeger ook al, dat heeft mama verteld.

Ben jij Indisch?

Nee, Turks, nou goed.

Je hebt me niet eerder verteld dat je oma uit Indonesië komt.

Komt ze ook niet.

Maar je zegt net dat je moeder een Indische opvoeding heeft gehad.

Mijn oma Helena komt uit Indië. Niet uit Indonesië. Ze is dood trouwens.

Heeft ze het ooit nog weleens over Indië gehad?

Indië bestaat niet meer. Dat is wat ze vaak zei. En Indonesië is haar land niet.

Weet je dat dit heel belangrijke informatie is?

Omdat je wilt weten of ik goed kan koken?

Nee, en stop eens met deze grappen. Je houdt de boel op, ik wil onze tijd graag goed benutten.

Het is geen grap. Zit je weleens op Tinder? Als mensen vragen ‘Ben je Indisch?’ vragen ze daarna vaak of je goed kan koken. Het is geen grap.

Ik ben niet geïnteresseerd in je kookkunsten.

Oké, nou, jij lekker niet.

Wat waren de ouders van je moeder voor mensen?

Mijn moeders stiefvader was een beroepsidioot met jonge alzheimer. Over het feit dat mijn opa Rob Houwop mama’s stiefvader was mochten we niet praten. Ik dacht dat het een geheim was en hij van niks wist.

Jij dacht dat iedereen het geheimhield, voor je opa?

Ja, omdat we er niet over mochten praten. Al helemaal niet als we bij opa Rob Houwop en oma Helena op bezoek waren.

Rob Houwop?

Ja, Rob Houwop en oma Helena.

Waar is oma Helena opgegroeid?

Bandung, West-Java. Eerst was ze stinkend rijk, tot het kamp. Ze heeft haar pubertijd in een jappenkamp doorgebracht. ‘Klappen van de molen’ is een understatement.

Wat voor klappen?

Klappen van de jappen, daar hebben wij geen idee van. Mijn moeder misschien wel, want die werd ook weleens geslagen. Dat was geloof ik wel normaal in die tijd, toch? Een corrigerend tikje.

(…)

Ik begrijp alleen niet zo goed wat dit te maken heeft met mijn angsten.

Voelt het onprettig om het over je familie te hebben?

Ja.

Waarom?

Ik praat niet graag over mensen als ze er niet bij zijn. Ik praat ook niet graag met mijn ouders.

Waarom?

Ik kan voor mezelf zorgen.

En wat heeft dat ermee te maken?

Wat bedoel je?

Je oma heeft in een jappenkamp gezeten, zei je?

Ja.

Hoe was de band tussen jouw oma en je moeder?

Wie z’n moeder?

(…)

Dat was een grapje.

Dat weet ik. Het is alleen niet grappig.

Oké, wat was je vraag ook alweer?

Hoe was de band tussen jouw moeder en haar moeder?

Net zei je mijn oma.

Waarom draai je eromheen?

Doe ik niet. Mijn moeder en haar moeder gingen niet goed samen. Mijn oma Helena heeft het goed verkloot met mijn moeder. Dat is een feit. Ik weet niet waarom, sommige dingen zijn gewoon zo. Mijn moeder heeft vroeger veel gereisd, samen met oma-oma, omdat onze familie gedeeltelijk in Amerika woont. Ze is ook vroeg het huis uit gegaan.

Oma Oma?

Ja, zo noemden we haar. Omdat het mijn moeders oma en mijn overgrootoma was. Oma-oma, snap je?

Waarom was je moeder veel bij haar oma?

Weet ik niet. Mijn moeder had veel ruzie met haar moeder en haar stiefvader.

Kun je een voorbeeld noemen van de ruzies tussen je oma en je moeder?

Nee, niet specifiek. Ik was er niet bij. Ik ken een verhaal over mijn moeders rokje.

Rokje?

Oma Helena noemde mijn moeder een sloerie als ze een kort rokje droeg. Dat heeft mijn moeder weleens verteld. Oma Helena stond onderaan de trap naar boven onder het rokje van mijn moeder te kijken. ‘Ik zie je billen, sloerie,’ riep ze dan.

Vreemde tekst voor een moeder tegen haar dochter.

Helemaal omdat oma Helena vroeger voor hoer werd uitgemaakt. Zeg, waar gaat dit gesprek naartoe?

Mocht jij alles dragen?

Ja, echt alles. Mijn moeder respecteerde al mijn fases in kleding. Van slutty spice tot depressieve alto. Ze wist er altijd wel een ‘leuk, schat’ uit te persen.

Wat vond jij van je oma Helena toen je jong was?

Vroeger vond ik haar vaak boos. Tegelijkertijd was ze ook ontzettend gastvrij.

En wat vind je nu van haar?

Ik vind haar nu vooral erg dood.

Hoe kijk je met de kennis van nu naar jouw oma Helena?

Een heel lieve boze betweter met een schaterlach. Misschien een beetje puberaal. Toen ik een puber was heeft mama weleens gezegd dat ik op haar lijk. Qua gedrag, want ik ben dun en oma Helena was megadik. Ik vond haar zielig omdat ze dik was en vaak ruziemaakte met mijn opa Rob Houwop.

Vertel eens door, wil je?

Er zijn periodes geweest dat haar kinderen haar niet meer wilden zien. Mijn tante Lia uit Antwerpen kwam niet meer op bezoek en nam haar telefoon niet op. Haar dochter Elisa ook niet. Mijn ouders ook niet, terwijl wij om de hoek woonden. Dit gebeurde zo eens in de drie jaar. Dan ontplofte de boel en werd het contact verbroken. Dat kwam na een jaar zwijgen stilzwijgend wel weer goed, om het later weer te laten klappen. Als een mantra gevoed door rode wijn en oud zeer. Dat is pas overgegaan toen Rob Houwop werd opgesloten in het te- huis. Ik bleef wel altijd contact met oma Helena houden. Ans
en ik gingen er wat lekkers halen als we buiten speelden. We vonden haar zielig omdat ze altijd maar op de bank voor de tv wijn zat te drinken met die lelijke Rob Houwop schuin tegenover haar. Toen ik veertien was had ik mijn eigen bloemenkar, dus kwam ik er iedere dinsdag en vrijdag bloemen verkopen. Maar, eh, ja, niet heel boeiend, dacht ik zo.

Erg boeiend, dacht ik zo.

Zeg, waar gaan deze vragen over? Dit is toch hun verhaal, wil je liever met mijn moeder in gesprek anders? Zal ik haar nummer even opschrijven, dan kun je haar bellen.

Nee, dit gaat om jou.

Ik begrijp het gewoon niet zo goed. Hoe zorgt dit ervoor dat ik weer kan slapen en niet meer bang ben?

Ik probeer erachter te komen waar jouw angsten vandaan komen.

Nou, die heb ik niet van mijn ouders. Zij zijn normaal.

Wat is normaal?

Ze zijn nog bij elkaar en gelukkig samen. Ze hebben een leuke baan, leuke kinderen, leuke vrienden, een huis, een plek onder de zon. En altijd iemand in de buurt.

Waarom kun je niet slapen?

(…)

Waarom kun je niet slapen?

(…)

Waarom, Malou?

Omdat ik het niet meer durf.

Waarom niet?

Omdat ik droom.

Waarover?

Over een ongeluk.

Wat voor ongeluk?

(…)

Malou?

Heb jij niks beters te doen?

Ik vind het heel erg voor je.

Je weet niet eens waar je het over hebt.

Heb je door wat je doet?

Wat doe ik?

Je hebt een tic.

Ik heb een tic?

Zodra iets lastig wordt wrijf je met je duim in je handpalm. Doe je dat vaker?

Ik weet niet wat je bedoelt.

Welk ongeluk? Waar was je?

Tot hoe laat duurt deze sessie?


De zeehondentrui

Een jaar of achttien geleden, ik ben vijftien



Ik ben veel te oud voor deze trui, maar omdat ik gister bij oma Helena en opa Rob Houwop op bezoek was en de trui nog over mijn bureaustoel hing heb ik ’m zonder goed na te denken aangetrokken. Ik denk dat mensen dit bedoelen als ze zeggen dat ze slaapdronken zijn.

Slaapdronken trok ik de zeehondentrui aan, iets waar ik nu spijt van heb. Het is de lelijke trui die ik nooit naar school draag. Ik had langer moeten nadenken over mijn kledingkeuze en minder over te laat komen. Hoeveel belangrijke momenten zullen er wereldwijd zijn verpest door wekkers? Hoeveel verschrikkelijke dingen zullen er gebeurd zijn omdat iemand haast had? Gelukkig ben ik niet veel te laat op school aangekomen.

Heb ik mijn wekker niet goed gezet?
Ben ik erdoorheen geslapen?
Waarom zijn mijn handen zo nat?
Mijn rug is ook nat.

Ik sta voor de deur van mijn klaslokaal, mijn klasgenoten en de docent Nederlands zijn al binnen. Ze heet mevrouw Plank, wat een vreemde naam is voor iemand met cup D-borsten. Iedereen op school praat over de grote tieten van mevrouw Plank. Zo meteen zal iedereen naar me kijken. Ook naar de trui. Het is een trui met rode, gele en blauwe zeehonden. De primaire kleuren die je met elkaar moet mengen om andere kleuren te maken. Dat is niet voor niks. Rood, geel en blauw zijn luie kleuren, voor mensen die te lui zijn om te mengen. De zeehonden kijken vrolijk, dat is kinderachtig. De trui heeft onderaan een elastiek, een capuchon met touwtjes en kraaltjes aan het einde. Op die kraaltjes heb ik gekauwd, ze zien er smerig uit. De trui is gemaakt door oma Helena en zij vindt het mijn lievelingstrui. Ik kijk op mijn horloge, veeg de viezigheid eraf en zie dat ik nog geen tien minuten te laat ben. Dat valt mee. Het voelt als veel langer, misschien wel als een halfuur.

Is het wel woensdag?
Waarom is de klas luidruchtig? We hebben een proefwerk.
Ik heb helemaal niet goed geleerd want ik was bij oma Helena.
Zij is heel goed in Nederlands.
Wilde ik daarom niet te laat komen? Wil ik wel naar binnen?
Misschien moet ik naar mijn ouders. Is het geen donderdag?

Ik klop op het raampje van de deur, mevrouw Plank wenkt me binnen.

‘Jeetje, Malou, wat ben jij laat, zeg. Nou, ga snel zitten,’ zegt ze.
Ik loop naar mijn tafeltje voor het grote bureau van mevrouw
Plank. Omdat we altijd heel veel kletsen moeten we vlak voor haar neus zitten.

‘Waar is je partner in crime? Is Madé er niet vandaag?’ vraagt ze. Ik haal mijn schouders op. ‘Madé komt zo, denk ik,’ zeg ik. Ik ben blij dat ze niet doorvraagt. Snel pak ik mijn boek en begin te lezen.

Ik heb zin om te lezen, maar de klas is rumoerig waardoor ik me slecht kan concentreren. Als iedereen nou gewoon stil is en gaat lezen is er niks aan de hand.
Er kruipt een rilling over mijn lijf. Ik heb het koud. Mijn jas propte ik in mijn kluisje, die was helemaal nat aan de binnenkant. Gelukkig is het een regenjas en ik kan ik alles eraf spoelen. Ook mijn zeehondentrui is nat van het zweet. Dat komt door het harde fietsen. Het is jammer dat ik nog geen borsten heb, dan zou ik kunnen zeggen dat deze trui mijn vormen niet laat zien. Oma Helena zegt dat je als vrouw trots moet zijn op vrouwelijke vormen. Een goed excuus om de trui niet meer te hoeven dragen. Maar ik heb geen borsten. Ik ben een strijkplank volgens mijn broertje Thomas. Laatst droeg ik een bh met vulling en heeft hij me keihard uitgelachen. ‘Hoe kom jij opeens aan tieten?’ zei hij. Dat kreng zit nog op de basisschool en ik in de vierde van de mavo. Dat weerhoudt hem en zijn kleine klotevriendje Kees er niet van de hele tijd ‘Hé neptiet’ te roepen. Ik heb zijn Nintendo-controller verstopt, dat zal ’m leren.

Ik hoop dat mijn trui met zeehonden snel opdroogt. Gisteren belde oma Helena in paniek op omdat opa Rob Houwop zichzelf bijna had geëlektrocuteerd. Hij deed iets met de verlichting in de tuin, kreeg een enorme schok en viel flauw. Ik weet niet of ik mijn lachen had kunnen inhouden als ik erbij was geweest. Omdat oma Helena zo over haar toeren was ben ik laat op de avond langsgegaan. Toen Rob Houwop opkrabbelde was hij boos op oma Helena. Hij is de laatste tijd erg onvoorspelbaar, daarom hield oma Helena zeker de deur dicht toen hij zo boos werd na de elektrische schok. Toen ik aanklopte deed ze schichtig de deur open.

‘Waar is opa?’ zei ze. Ze leek angstig.
‘Dat weet ik toch niet, oma Helena. Is hij niet binnen?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, Malou, lieverd, kom snel binnen. Het gaat niet goed met opa.’ ‘Dat begreep ik aan de telefoon. Maar waar is hij?’
Oma Helena keek me niet aan. ‘Weet ik niet, lieverd. Laat hem maar, kom snel binnen.
O, wat leuk, heb je mijn zeehondentrui aan?’
‘Ja, de hele dag al, maar toen ik hier vanmiddag was droeg ik er een spijkerjas overheen,’ loog ik.
Net voordat ik de deur uitging dacht ik aan de zeehondentrui en trok ’m aan.
‘Waar denk je dat hij kan zijn?’ zei ik. Oma Helena schonk zichzelf een glas rode wijn in. ‘Er staat Strawberry Hill in de koelkast, lieverd,’ zei ze alsof er niks aan de hand was.
Ik wilde zo snel mogelijk weer weg. ‘Hoeft niet. Moet ik niet eerst even kijken waar opa is?’
Oma Helena reageerde fel. ‘Hij was witheet, Malou. Dan laat ik hem niet binnen, hij bekijkt het maar.’ ‘Maak jij je nu geen zorgen?’ vroeg ik. Ze haalde haar schouders op. ‘Wat kan er gebeuren? Hij heeft net een elektrocutie overleefd. Wat een klap was dat, zeg, gossiemijne.’ Ik keek naar mijn oma Helena. Ik herkende haar blik. Zo kijkt ze altijd als ze de waarheid verandert. ‘Wat heb je tegen hem gezegd?’ vroeg ik.
‘Dat hij moest gaan afkoelen,’ zei ze zo onverstaanbaar mogelijk. ‘Lieverd, hij komt heus wel terug, je kent je opa. En zo niet, dan wordt hij wel gevonden door iemand. Verdomme, wat een klap. Ik waarschuwde hem. “Rob, hou op. Blijf daar met je tengels van af,” zei ik. Hij is altijd eigenwijs geweest.’
‘Waarom is het licht in de schuur aan?’ zei ik. Oma Helena haalde haar schouders op.

Ik vond mijn opa Rob Houwop in de grote ligvriezer in de schuur. Waarschijnlijk heeft hij het briefje met de tekst GROTE LIGVRIEZER gelezen. Met de klep open en met zijn knieën over de rand lag hij op zijn rug. Zijn hoofd op een zak petehbonen. Hij was aan het wachten op oma Helena, want zij had hem gezegd dat hij moest afkoelen.

Of dit de alzheimer was of zijn tirannengedrag weet ik niet. Laatst deed hij of hij struikelde over een servet dat van het aanrecht was gevallen. Hij schreeuwde moord en brand, maar oma Helena en ik wisten dat hij het servet al had zien liggen voordat hij struikelde. Alles was in scène gezet.
Nu was het haar schuld dat hij tien minuten in de vriezer had gelegen.
Ik heb hem uiteindelijk naar binnen gelokt met een verzonnen verhaal. Ik zei dat oma Helena heel veel spijt had, zelfs zoveel spijt dat ze er niet over kon praten. Of hij alsjeblieft weer naar binnen wilde komen om een lekker glas wijn te drinken.
‘Wat heb jij een oliedomme oma, hè?’ zei hij.
Toen ik opa Rob Houwop uit de vriezer hielp zag hij onder mijn open jas de zeehondentrui.
Hij deed een koe na.
‘Malou, lieverd. Is opa daar weer? Verdomme, wat is hij soms vervelend,’ zei oma Helena toen ze ons hoorde binnenkomen. ‘Oma Helena, ik heb opa uit de vriezer gehaald,’ zei ik.
Mijn oma Helena keek op, met een opgetrokken wenkbrauw. ‘Uit de wat? Wat zeg je nu? Was hij daarin gevallen?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, hij was erin gaan zitten. Hij was nat, dus hij doet nu even droge kleren aan.’ ‘Hoe kan hij nou in de vriezer vallen?’ vroeg oma Helena.
‘Oma Helena, ik zei toch dat hij erin is gaan zitten. Hij moest even afkoelen van jou, zei hij.’
‘Malou, doe niet zo raar.’
Het was even stil. ‘Wordt het niet gevaarlijk, oma Helena? Opa wordt steeds agressiever,’ zei ik. Ik merkte dat ik mijn stem zo lief en zacht mogelijk liet klinken.
Ze schudde haar hoofd, halverwege de zin al. ‘Dat valt wel mee, hoor, lieverd. Dat lijkt maar zo omdat jij denkt dat hij dit expres doet. Hij is vast gestruikeld.’

De klas is nog steeds niet rustig en ik ben nog steeds niet droog. De tijd lijkt achteruit te gaan. Ik kijk naar de trui waar opa Rob Houw- op gisteren tegen loeide. Er zitten vlekjes op. Het zouden ook rode wijnspettertjes kunnen zijn. Ik wil er een wegvegen maar dat lukt niet. Met mijn tong probeer ik de vlekjes nat te maken. Het smaakt niet naar hoe de wijn bij oma Helena ruikt. Zal oma Helena geloven dat het rode wijnspetters van gisteren zijn? Echt doorvragen zal ze toch niet. Mijn pogingen de vlekjes weg te poetsen worden onderbroken door telefoons die afgaan in de klas. Eerst een paar piepjes van een sms maar vlak daarna ook beltonen. Eén iemand heeft de beltoon van de Crazy Frog van de reclame. Het is raar dat mevrouw Plank hier niks over zegt, het mag helemaal niet.

Welke dag is het vandaag?
Heb ik mijn telefoon bij me?
Waarom loopt mevrouw Plank de klas uit? Waarom kunnen we niet beginnen met de les? Waarom doen we
niet zoals altijd?
O god, nu gaat er iemand huilen. Natuurlijk, het is Lisanne.
Niet huilen, trut.
Waar is mevrouw Plank? Hoe laat begint de les?
Hoe kom ik zo nat?
Kan Lisanne haar kop niet houden? Ik wacht rustig hier.
Mijn handen zijn vies. Ze komt zo.

De klas is druk en er hangt een paniekerige sfeer als mevrouw Plank de klas weer in komt. Ze kijkt alsof ze net iemand voor een bus heeft zien springen. ‘Malou? Zou jij alsjeblieft even mee willen lopen? Pak al je spullen maar even, kind, kom.’ Ik wil helemaal niet weg en ik stink heel erg. Ik denk dat ik de zeehondentrui ga weggooien, deze geur gaat er niet meer uit.
Oma Helena zal het begrijpen.


CultuurMalou Holshuijsen