Column: Ruimte voor manipulatie
Mijn leven lang heb ik vriendschappen gehad waarin ik gepest werd of verbaal mishandeld – in elk geval niet op een manier behandeld werd die vriendelijk was. Lange tijd vroeg ik me af of de relatie die ik met vrienden had, een overblijfsel was van iets wat ik had aangeleerd door de relatie met mijn stiefvader en moeder.
Ik herinner me de vriend die me het langst mishandelde: J. Ik heb hem inmiddels al jaren niet gezien. Ik leerde hem kennen via andere vrienden. Hij zat in de drugshandel; niet lang nadat ik hem had leren kennen, werd hij gearresteerd in een auto waar de politie een kilo heroïne in had gevonden. Hij had voorwaardelijk gekregen, en kon niet meer dealen. Althans, hij moest voorzichtiger te werk gaan en vroeg mij of ik met hem wilde samenwerken, waarbij hij een klantenkring had, en ik als het ware het risico ‘op straat’ nam. Hij had lichtbruine ogen. Ik denk dat ik hem, als ik erop terugkijk, knap vond. Ik kan niet zeggen of ik me überhaupt afvroeg of ik hem knap of leuk vond toen we vrienden waren. Misschien was het feit dat ik met oudere mannen afsprak een manier om afstand tot hem te houden. Misschien stond ik mezelf niet toe verliefd te zijn of gevoelens te hebben, omdat ik bang was voor de reacties van het straatleven waarin ik opgroeide, waar homofobie afschrikwekkend was. Misschien zie ik hem nu, bijna tien jaar later, anders. Misschien vind ik hem nu aantrekkelijk. Misschien ben ik veranderd en zijn mijn voorkeuren voor mannen gegroeid. Of waren deze gevoelens er altijd al, maar kwamen ze gewoon niet aan de oppervlakte? Kon ik ze toen gewoon niet begrijpen voor wat ze waren?
Lange tijd heb ik me afgevraagd of ik hem eigenlijk heel leuk vond en misschien zelfs verliefd op hem was. Misschien had hij ook andere gevoelens voor mij – maar dat zou hij nooit hebben toegegeven. Op dat moment vertoonde ik al meer vrouwelijke trekken dan de gemiddelde jongen. Ik heb me lang afgevraagd of er mogelijk seksueel contact zou zijn geweest als ik niet de fysieke kenmerken van een cis man had gehad. Ik had veel respect voor die jongen. Maar na verloop van tijd, enkele jaren nadat ik meer begon te schrijven en met meer afstand naar die tijd en persoon kon kijken, zag ik veel duidelijker wie en wat hij was. Waar ik hem ooit zo respecteerde, is het nu duidelijk dat het absurd was dat ik hem ooit hoog in aanzien had. Zijn financiële situatie was zeer slecht, hij zat vast in een ‘foute’ wereld en een goede vriend was hij niet. Ik denk nog steeds dat het woord ‘vriendschap’ niet correct is. Ik ga ervan uit dat hij altijd wist dat ik biseksueel was en niet heteroseksueel, en dat ik crossdresste, en hij mij daarom altijd al als zwakker zag. Onze vriendschap was er voor hem, denk ik, puur zodat hij er geld aan kon verdienen. Maar misschien is dit onterecht, wellicht voelde hij wel echt verwantschap met mij, en was het voor hem net zo moeilijk om te horen over mijn seksualiteit.
Het zijn juist vrienden aan wie ik zoveel ruimte gaf voor manipulatie. Er is zoveel ruimte voor twijfel; je denkt terug aan de warme en intieme momenten. Ik beredeneerde dat zijn daden niet manipulatief bedoeld waren, maar het werd erger en erger. De vrienden om ons heen zagen hoe scheef onze verhouding was. Hij schold me vaak uit, en op een dag drukte hij me zelfs tegen de muur aan en wurgde hij me ‘voor de grap’. Hij commandeerde en bedreigde me als ik iets niet deed, hij was altijd paranoïde over het idee dat ik me tegen hem zou keren, en hij waarschuwde voor de gevolgen als ik dat zou doen. Daarnaast was hij zeer homofobisch en maakte hij vaak opmerkingen en grapjes over dat ik me verkleedde en seks had met mannen. Iets wat ik natuurlijk altijd ontkende. Anderen noemden mij soms zijn hoertje, en hij was dominant. Ik luisterde altijd naar hem. Ik was bang voor hem, maar ik respecteerde hem ook, onterecht. Misschien had het feit dat ik mezelf haatte en mijn eigen seksualiteit niet respecteerde invloed op het feit dat ik ook niet staat was om een gezonde verhouding aan te gaan met anderen. Ik was immers nooit eerlijk over wie ik echt was. Ik wilde voldoen aan bepaalde representaties van Zwarte mannelijkheid, waar ik helemaal niet aan kon voldoen. Ik probeerde weg te rennen van mijn queerness, terwijl mijn queerness net als mijn hart deel van mij is.
Mijn stiefvader en moeder waren beiden streng. Ze hadden veel onredelijke woedeaanvallen en toonden nauwelijks genegenheid. Ik hou van mijn moeder en ben haar dankbaar voor alles, maar er waren momenten waarop ze onterecht strenge straffen oplegde, veel eiste, voorwaarden stelde voor haar liefde en weinig tolerantie had voor alles wat niet paste in haar perfecte beeld van een zoon. Waarschijnlijk bepaalde dit enigszins mijn gedrag.
Misschien ben ik te vergevingsgezind, laat ik mensen om me heen altijd te ver gaan en ben ik te naïef om te begrijpen dat een excuus niet betekent dat iets niet opnieuw zal gebeuren. In feite was het zo dat zodra J. wist dat ik zijn agressieve gedrag naar mij toe tolereerde – dat ik me liet onderdrukken en uitschelden zonder voor mezelf op te komen – er een nieuwe norm werd gesteld, waardoor gelijkwaardigheid in de vriendschap verdween. De vraag is waarom ik het toeliet.
Toen dit gaande was, was ik het grootste deel van de tijd te stoned om over mijn eigen leven en problemen na te denken. Ik verdoofde alles met alcohol en drugs. Ik ervaarde alles door een roes heen. Nu is alles veel duidelijker en makkelijker te begrijpen. Misschien omdat er zoveel tijd overheen is gegaan, ik mezelf heb leren accepteren, en ik nu weet wat belangrijk is. Of omdat ik mijn eigen seksualiteit en gendergevoelens niet meer verafschuw. Of misschien omdat ik de herinnering aan de verhouding met J. jarenlang heb kunnen analyseren. Daar waar ik aan het begin vooral schaamte, schuld en spijt voelde, zie ik nu vooral de onterechte behandeling, en mijn onmacht en onwetendheid. Ik ben gegroeid als persoon en zo heb ik deze ervaring in een ander licht kunnen zien. Maar nog steeds heb ik moeite met het vertrouwen van mensen. Ik houd altijd afstand en kies er meestal voor om mijn vertrouwen niet te geven als er risico’s aan verbonden zijn en er iets op het spel staat.
Als ik aan J. terugdenk, blijf ik denken aan hoe onze relatie zou zijn als hij niet homofobisch was geweest. Was hij zelf, zoals ik, nog zoekend naar waarheden, was hij zoals ik ook gewoon geprogrammeerd door de maatschappij, door ideeën van mensen om hem heen, ideeën die ook in populaire films en liedjes zichtbaar zijn? Was ik verliefd op hem en stond ik daarom zoveel toe? Of was ik gewoon een jong persoon die een rolmodel nodig had, en accepteerde ik zijn behandeling juist omdat ik vanwege de geïnternaliseerde transfobie ook mezelf haatte, en zijn behandeling een terechte straf vond? Ik hoop hier ooit een antwoord op te vinden.
Alara Adilow (1988) is een Nederlandse dichter van Somalische afkomst. Ze won met haar dichtbundel Mythen en stoplichten (2022) de C. Buddingh'-prijs en de Herman de Coninckprijs. Ze publiceerde poëzie en korte verhalen in onder andere De Gids en Tirade. Ze schrijft voor Lilith Magazine een wisselcolumn met Jori Galama over liefde & seks.