Column: De frequentie naar je hart
Vroeger keerde mijn woede altijd naar buiten. Ik ging regelmatig naar optredens van metal- en punkbandjes, omdat hun geluid het dichtst in de buurt kwam van hoe mijn pijn en woede over de wereld voelden. Optredens van goede punkbands zijn namelijk een luid anti-racistisch, anti-kapitalistisch, anti-genocide, anti-seksistisch, anti-queerfobisch protest. En dat is nog maar een kleine greep uit de thema’s die bevochten worden. Het is een plek waar de woede over systemen en de wereld vrij geuit kunnen worden door instrumenten, met een stemgeluid dat je schreeuwen kunt noemen, maar wat eigenlijk een belediging is voor de kracht en woede die erachter zit.
Ik leefde voor de pit tijdens de optredens, vol met mensen die ongeveer hetzelfde voelden. We waren weird, en boos over thema’s waarvan we niet snapten dat niet iedereen daar constant boos over was. Thema’s waarover anderen vaak zeiden: “Zo is de wereld nou eenmaal.” Maar daar in de pit voelden we ons allemaal even niet alleen en hielpen we elkaar om onze frustraties fysiek kwijt te raken. Als een geplande catharsis die ervoor zorgde dat we weer een tijdje in de maatschappij konden meedraaien. Afgelopen september was ik voor het eerst in járen weer live bij een protestpunkband, en voelde ik hoe erg ik het eigenlijk had gemist om op deze manier mijn woede over de wereld te uiten.
Dit jaar leerde ik de queer latinx protestpunkband Downtown Boys kennen via hun album Cost of Living (2017), maar live overtreffen de activistische teksten en het krachtige stemgeluid van Victoria Ruiz alle verwachtingen. De band gaf het publiek alle ruimte om hun meegenomen protestborden op het podium te showen, nummers mee te zingen of te dansen. Ze deelden letterlijk hun podium met het publiek, en maakten ook tussen de nummers door onbevreesd het ene politieke statement na het andere. Downtown Boys eindigde het optreden met een bitterzoete cover van Bruce Springsteens Dancing in the Dark. Een perfecte mix van trieste wanhoop en euforie, waar harder op gedanst werd dan ik ooit eerder had gezien. Waar ik harder op danste dan ik ooit eerder had gedaan. Triest door het besef dat verzet altijd nodig gaat zijn, euforisch omdat je weet dat je dit tot het einde zal doen met gelijkgestemden. En dat er zal worden gedanst.
Tijdens het dansen keek ik er ook naar uit om weer alleen thuis te zijn. De plek waar ik mijn woede volledig de ruimte kan geven door naar binnen te keren. Waar ik me kan afsluiten van alles en iedereen. En dat was iets waar ik ontzettend naar uitkeek toen ik op Instagram de woorden ‘Exclusive: André 3000 reveals why his new solo album has no bars and no boundaries’ las. Het was een post van @nprmusic met op de achtergrond een foto van een knielende André 3000 die een fluit vasthoudt alsof het een lightsaber is. Alsof hij zojuist de laatste nodige moord heeft gepleegd om te zorgen voor vrede op aarde. Ik regelde een vrije vrijdagmiddag op de dag dat het album zou uitkomen. Perks of being a writer, I guess.
André 3000 heeft de afgelopen jaren van zichzelf een bijna mythisch wezen gemaakt. In een interview met Rick Rubin in 2019 vertelde hij dat hij social anxiety heeft. André zei dat isolatie hier niet per se goed voor is, maar dat hij zich wel het beste voelt als hij geïsoleerd is. Hij vertelde dat hij vooral naar instrumentale muziek luisterde en zelf geen muziek meer maakte, omdat hij de focus en het zelfvertrouwen niet meer had, en ook dat hij zijn eigen melodieën spuugzat was, omdat ze allemaal vast leken te zitten aan iets wat hij kende. Dit is natuurlijk een perfecte overgang naar zijn nieuwe instrument: de fluit, waar hij nu een heel album mee gevuld heeft, genaamd New Blue Sun (2023).
Die vrijdagmiddag schuif ik mijn gordijnen dicht. Ik zet thee, water en een met wiet gevulde vaporizer naast de bank. Een halfuur eerder heb ik wat paddenstoelen gegeten. Want dit gaat een album zijn om op te reizen en dat is ook precies hoe ik het tot me wil nemen. Languit liggend op de bank terwijl ik de klanken kan voelen en zien. En dat is ook precies wat ik krijg. Tachtig minuten lang reis ik met New Blue Sun door een aaneenschakeling van landschappen die gemaakt en ingevuld worden door de klanken van onder andere een contrabasfluit, Mayaanse fluit en een electronic wind instrument. Er zijn composities die hun tijd nemen voor de opbouw, voor het schilderen van hun landschap, voordat ze de klanken laten bewegen of er bewegende elementen aan toevoegen. Er zijn ook nummers die sneller to the point komen. Maar één ding doen ze allemaal en dat is ruimte geven. Ruimte voor interpretatie, meditatie, en voor het zien en ervaren van werelden die zowel aards als buitenaards aanvoelen en die zowel herkenbaar als compleet nieuw zijn. Zo is elke compositie een schilderij dat tot leven komt, waarin je geluid visueel kunt waarnemen. Als puur meditatieve muziek kan New Blue Sun een uitdaging zijn. Als achtergrondmuziek is het heerlijk en het is zeker een aanrader om op te reizen. Om te voelen hoe elke klank, elke trilling door je lichaam beweegt, net zolang tot je beseft dat je ontspannen bent. Dat je lichaam ontspannen is. Ondanks alles wat zich buiten dat lichaam afspeelt.
Onze frustraties, angst, woede en verdriet uiten in de meest rauwe vorm die er is, is nodig om verandering teweeg te brengen, maar het is ook goed voor onze eigen catharsis. Het moet gezien en gehoord worden. Ook naar binnen keren draagt daaraan bij. Bijvoorbeeld met een album getuned op 432 hertz. De frequentie die direct naar je hart gaat. De frequentie die kan helpen om angst en stress los te laten en je lichaam en geest – je hele ‘zijn’ – te ontspannen en rust te geven. Al is het maar zodat we ons verzet vol kunnen houden, samen, tot het einde.
Ayden Carlo is schrijver, dramaturg en adviseur voor diverse cultuursubsidies. Hij schrijft voornamelijk voor theater maar flirt ook liefdevol met film en proza. Ayden schrijft voor Lilith Magazine een wisselcolumn met Tonya Sudiono over all things cultuur.