Raciale data houden de machtsverdeling in stand, maar kunnen haar ook omverwerpen
Het registreren van etniciteit is in Nederland bij wet verboden. Maar het verzamelen van gerelateerde kenmerken, zoals land van herkomst, mag wel. Met als gevolg dat raciale data steeds weer een rol spelen in allerlei discriminatie-affaires, waaronder het toeslagenschandaal. Dit maakt het verleidelijk om tegen dataverzameling te zijn, maar zouden we het ook kunnen omkeren? Kunnen we raciale data ook inzetten om discriminatie en racisme te bestrijden? Lilith-onderzoeker Meike Schipper sprak met verschillende experts en zocht het uit.
“De Belastingdienst had geen ervaring met het verstrekken van uitkeringen, maar ze had wel heel veel data,“ vertelt hoogleraar Willemijn Roozendaal van de VU op 6 september tijdens de eerste verhoordag van de Parlementaire enquête Fraudebeleid en Dienstverlening. Met data zou het opsporen van fraude een stuk efficiënter gaan, zo was de belofte. Met het risicoclassificatiemodel dat de Belastingdienst hanteerde, was er sprake van etnisch profileren en discriminatie, wat uiteindelijk leidde tot het toeslagenschandaal, zo concludeerde Amnesty International in 2021. “Ik denk dat op dat moment politiek-bestuurlijke beweegredenen prevaleerden boven de gedachte dat je terughoudend moet zijn met de omgang met persoonsgegevens,” concludeert Wilbert Tomesen, destijds lid en vicevoorzitter van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) tijdens zijn verhoor.
De PVV, die bij de laatste verkiezingen de grootste partij van Nederland werd, pleitte in een debat over het toeslagenschandaal vóór etnisch profileren op basis van data. Het risico dat politieke beweegredenen de komende jaren opnieuw zullen prevaleren boven terughoudendheid is dan ook aanwezig.
De werkwijze was niet uniek voor het toeslagenschandaal, zo bleek afgelopen jaren. Jarenlang gebruikten 160 gemeenten een omstreden fraudedetectiemethode die bijvoorbeeld woonwagenbewoners benadeelde. Vier Utrechtse gemeenten gingen daarmee door nadat duidelijk was geworden dat het systeem onwettig was. In Rotterdam werd jarenlang gebruikgemaakt van een algoritme om bijstandsfraude op te sporen. Uit onderzoek van Vers Beton blijkt dat met name jonge, alleenstaande moeders die niet goed Nederlands spraken, werden “geselecteerd”. Afgelopen april waarschuwde de Nationaal Coordinator Discriminatie en Racisme Rabin Baldewsingh voor discriminatie van moslims door banken, als gevolg van de wet die witwassen en het financieren van terrorisme moet voorkomen, de zogenoemde Wwft, wat volgens Baldewsingh tot een nieuw toeslagenschandaal zou kunnen leiden.
De gemeenschappelijke deler van affaires als deze is het gebruik van raciale data, oftewel data over kenmerken die een verband kunnen hebben met etniciteit, zoals nationaliteit, migratieachtergrond, taalvaardigheid en religie. Het registreren van etniciteit is in Nederland bij wet verboden, maar het verzamelen van deze gerelateerde kenmerken mag wel. Hoe kan het dat raciale data steeds weer een rol blijkt te spelen in allerlei discriminatie-affaires van de afgelopen paar jaar?
“Al die affaires zijn een logisch gevolg van de manier waarop er beleid wordt gevoerd,” stelt Gerwin van Schie, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. “Er is geen angst om etniciteit te registreren. Er is alleen een angst om daar iets positiefs mee te doen. Machtsverhoudingen hebben daarin een rol.”
Dat het risicovol is als uitvoeringsinstellingen raciale data gebruiken, wordt inmiddels bijna overal erkend. Maar als het gaat over het verzamelen van raciale data in het algemeen, bijvoorbeeld voor het opdoen van kennis waar beleid op wordt gebaseerd, zijn de meningen sterk verdeeld. Bovengenoemde affaires maken het aantrekkelijk om tegen dataverzameling te zijn, maar kunnen we raciale data ook inzetten om discriminatie en racisme te bestrijden?
Vermeende kleurenblindheid
In Nederland verzamelt het CBS continu data over de bevolking om inzicht te geven in maatschappelijke ontwikkelingen. De cijfers van het CBS worden regelmatig besproken in de politiek en worden als basis gebruikt voor het maken van beleid op allerlei overheidsniveaus. Afgelopen jaren is er veel kritiek geweest op het gebruik van de labels** ‘allochtoon’ en ‘autochtoon’ en de indeling van herkomstlanden in de categorieën* ‘Westers’ en ‘niet-Westers’ die het CBS hanteerde. In 2016 is het label ‘allochtoon’ vervangen door het label ‘persoon met een migratieachtergrond’, maar de indeling van de data bleef hetzelfde.
De categorisatie van immigranten in ‘Westers’ en ‘niet-Westers’ is in 2021 vervangen door een indeling naar herkomstland per werelddeel, met een apart onderscheid voor ‘klassieke migratielanden’, zoals Marokko, Turkije en Indonesië. In 2022 is ook de term ‘persoon met een migratieachtergrond’ weer in de ban gedaan. Het CBS spreekt nu over ‘migranten’ en ‘kinderen van migranten’.
Voor sommige vraagstukken kan de oude indeling van herkomstlanden naar Westers en niet-Westers en allochtoon en autochtoon nog steeds een nuttige indeling zijn, maar wel zonder de racistische labels, stelt Gerwin van Schie, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. “Dit zijn de grootste groepen mensen die in Nederland decennialang te maken hebben gehad met achterstelling. Dus om te onderzoeken hoe het met die groepen gaat, is dit een nuttige indeling.” Maar je kunt zo’n categorisatie volgens hem niet voor alle vraagstukken gebruiken. “Je moet dit niet gaan gebruiken bij de politie, want dan bestaat het risico dat je opnieuw gaat stigmatiseren. Dan wordt de data gebruikt om te kijken hoe goed mensen voldoen aan de norm van Nederlanderschap.”
Van Schie stipt aan dat de nieuwe categorie ‘klassieke migratielanden’ bijna enkel landen bevat die voorheen ‘niet-Westers’ waren. “Je ziet dat men aan de ene kant wil afstappen van categorieën als Westers en niet-Westers, allochtoon en autochtoon. En aan de andere kant willen ze toch wel verdelingen blijven maken die iets vergelijkbaars doen. Er verandert eigenlijk heel weinig.” De vermeende kleurenblindheid van de nieuwe indeling steekt Van Schie het meest. “Nederland doet alsof het gaat over migratieachtergrond, terwijl er wel degelijk elementen van raciaal denken in verwerkt zitten. De landen in de categorie ‘klassieke migratielanden’ zijn landen die dan wel koloniaal, dan wel raciaal anders zijn dan Nederland. Want het echte grootste klassieke migratieland is natuurlijk Duitsland, maar die noemen ze niet apart.”
“Het is inderdaad zo dat er vanuit België en Duitsland veel immigratie is geweest, en er nog steeds is. Dus je zou kunnen zeggen dat het ook klassieke migratielanden zijn,” reageert Ruben van Gaalen als onderzoeker namens het CBS. “Maar het is wel zo dat de sociale verschillen veel kleiner zijn. Voor de ministeries zijn de sociale verschillen beleidsmatig het meest interessant.” De sociale verschillen ten opzichte van Nederland spelen dus nog steeds een rol in de indeling van herkomstlanden.
Statistiek geeft vorm aan het debat
De gevolgen van dit soort categoriseringen zijn echter niet theoretisch, maar geven vorm aan het politieke en maatschappelijke debat over migratie. “Met het categoriseren van mensen benadruk je de verschillen. En die verschillen zijn er, maar die worden nooit op een positieve manier besproken,” stelt Jill Toh, promovendus aan de Universiteit van Amsterdam en betrokken bij het Racism and Technology Center.
Volgens Van Schie van de Universiteit Utrecht worden de negatieve consequenties die data kan hebben op macht meegenomen in hoe we als samenleving met raciale data omgaan. “Als je wilt weten wat de migratieachtergrond is van mensen in de gevangenis, dan kun je gewoon naar het CBS en dan rolt er zo een statistiek uit van de gevangenispopulatie opgedeeld op basis van migratieachtergrond. Maar als je datzelfde wilt weten over de hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, dan is die informatie er niet. Dus dat geeft aan wanneer dat soort informatie relevant wordt geacht, en wanneer niet.” Dat verschil doet hem denken aan het raciaal contract, een concept van de Jamaicaans-Amerikaanse filosoof Charles W. Mills, dat omschrijft hoe instituten, wetten en kennissystemen werken om de macht van witte mensen in stand te houden.
Kansen in omgaan met data: Barometer Culturele Diversiteit
Bedrijven vanaf 250 werknemers kunnen gebruikmaken van de Barometer Culturele Diversiteit, een tool van het CBS waarmee de diversiteit van werknemers kan worden gemeten. In 2021 maakten vijf universiteiten hier gebruik van, maar al snel kwamen medewerkers in verzet omdat ze zich gereduceerd voelden tot hun herkomst. De universiteiten trokken zich terug vanwege het gebrek aan draagvlak. De Barometer was toen nog gebaseerd op de indeling Westers versus niet-Westers.
In 2022 is de Barometer aangepast naar de nieuwe indeling van herkomst die het CBS nu gebruikt. De herkomst van medewerkers wordt ingedeeld in Nederland, Europa en buiten Europa. Op dit moment is de Erasmus Universiteit Rotterdam de enige universiteit die gebruikmaakt van de Barometer. In een evaluatie van de resultaten concludeert de EUR dat deze nieuwe indeling de analyse bemoeilijkt, omdat de nieuwe categorieën te breed zijn. Door het weglaten van de indeling Westers en niet-Westers, verliezen zij het zicht op de discriminatie en barrières die specifiek worden ervaren door medewerkers met een migratieachtergrond, omdat die nu in dezelfde categorie vallen als (tijdelijke) buitenlandse medewerkers.
Van Gaalen herkent zich niet in het beeld dat het CBS vaker statistieken maakt over herkomst in relatie tot negatieve aspecten. “We maken ook statistieken over de arbeidsmarkt, onderwijs en inkomen. Het is misschien wel zo dat er vanuit de ministeries eerder cijfers gewenst worden over beleidsproblemen, bijvoorbeeld over veiligheid en justitie, of over gezondheid.”
Consent kan ook een rol spelen, zegt onderzoeker Toh. Om data te verzamelen over gedetineerden heb je geen consent nodig, maar om data te verzamelen over universiteitspersoneel heb je dat wel nodig. “Uiteindelijk is het de vraag of de controle over de data ligt bij de community’s waar het over gaat. Kunnen zij de dataverzameling stopzetten en hebben ze zeggenschap over het proces? Vaak is er sprake van een machtsverhouding waarin dat niet het geval is.”
Toch kan de nadruk op consent ook negatieve implicaties hebben. Dataverzameling mag volgens de wet ook zonder consent, als het in het publieke belang is. Het publieke belang wordt volgens Van Schie echter vaak gelijkgesteld aan het belang van witte mensen. In het geval van de Barometer Culturele Diversiteit was een deel van het personeel van de universiteiten tegen de dataverzameling. “Het zijn mensen met institutionele macht die de dataverzameling afblazen. Het is informatie die we niet willen weten, omdat die informatie mogelijk bestaande machtsverhoudingen ter discussie zou kunnen stellen. Uiteindelijk werken deze statistieken om een bepaalde verhouding in de samenleving in stand te houden, en niet om hem ter discussie te stellen,” concludeert Van Schie. “Dat maakt het beter te verklaren waarom schandalen zoals het toeslagenschandaal blijven gebeuren.”
Geen data verzamelen houdt kleurenblindheid in stand
Hoewel het op dit moment dus niet zo werkt, kan dataverzameling van belang zijn om verhoudingen in de samenleving ter discussie te stellen. “Als jij discriminatie op de werkvloer wil onderzoeken, maar je kijkt niet naar huidskleur bijvoorbeeld, dan mis je wat. Waar het registreren van huidskleur in andere gevallen misschien tot racisme leidt, kan het in gevallen waarin je machtsstructuren bloot probeert te leggen, nuttig zijn om dat soort informatie te hebben,” zegt Van Schie. Dat onderschrijft Van Gaalen van het CBS. “Als je bijvoorbeeld kijkt naar de kans op werk, gesorteerd naar onderwijsniveaus, dan hebben mensen met een bepaalde herkomst substantieel minder kans op werk. Dat zijn dus mensen met dezelfde diploma’s, die toch een veel lagere kans op werk hebben. Als je dan kijkt naar Duitse of Belgische immigranten, dan zie je op dat punt nauwelijks een verschil. Dat is wellicht geen fijne boodschap, maar het is wel goed om het in kaart te brengen.”
Kansen in omgaan met data: Diversiteit in de culturele sector
In de culturele sector staat diversiteit hoog op de agenda en subsidieverstrekkers stellen hier eisen aan. Uit onderzoek van de Boekmanstichting, kenniscentrum voor kunst, cultuur en beleid, blijkt echter dat veel culturele instellingen terughoudend zijn in het verzamelen van data over herkomst, omdat ze het onethisch en ongemakkelijk vinden. Maar juist het gebruik van vage termen als ‘culturele achtergrond’, ‘diverse identiteit’, ‘etnische achtergrond’ of ‘bicultureel’ leidt tot verwarring en stereotypering, zo concludeert de Boekmanstichting. De Boekmanstichting raadt het af om de categorisering van het CBS over te nemen, iets wat culturele instellingen nu vaak doen. In plaats daarvan adviseren ze om eerst een probleemstelling te formuleren en op basis daarvan een grove indeling te bedenken die relevant is voor het oplossen van het probleem. Bezoekers of medewerkers kunnen dan op basis van zelfidentificatie aangeven of zij zichzelf zien als iemand die bijvoorbeeld ‘deel is van een etnische minderheid’ of een ‘niet-normatieve genderidentiteit’ heeft.
Toh is kritisch op de belofte van dataverzameling als methode om discriminatie tegen te gaan. Ze beargumenteert dat data niet centraal hoeft te staan om verandering te bewerkstelligen. “Er wordt bijvoorbeeld vaak gesteld dat het belangrijk is om data te verzamelen over taalvaardigheid zodat de overheid daar beleid op kan maken. Ik geloof niet dat je de data nodig hebt om de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs te verbeteren. De focus op data voor het vormen van beleid, maakt andere vormen van informatie en ervaringen minderwaardig,” betoogt Toh. “Momenteel zien we alleen dingen die kwantificeerbaar zijn als legitieme informatie. Er is vaak het idee dat er sprake is van een gat in de kennis over racisme, omdat er geen data over is. Maar die kennis en ervaringen zijn er al, alleen de structuren en machtsinstellingen willen dit niet erkennen en beschouwen deze vormen van kennis als minderwaardig.”
Van Schie beaamt dat. “In de toeslagenaffaire zijn er ook mensen die het al wisten vanaf het begin, omdat ze het zelf ervaarden. Je kunt niet zeggen ‘we wisten dat toen nog niet’, want dan reken je de mensen die gediscrimineerd werden niet tot ‘we’. Dus we hebben meer kennis nodig over Nederlandse bureaucratie en dataficatie vanuit mensen die door die systemen worden gemarginaliseerd.” Ook volgens Toh kan dataverzameling over minderheden nuttig zijn als de afstand tussen de dataverzamelaar en de mensen over wie het gaat kleiner is. “Als je heel ver verwijderd bent van de mensen waarover je data verzamelt, dan voelt het als het observeren van mensen van een afstandje. Ik denk dat als je daadwerkelijk betrokken bent bij of zelf onderdeel bent van de gemeenschap waarover je data verzamelt, je ook begrijpt hoe gevoelig het ligt en dat het geen speelveld is. Er moet sprake zijn van vertrouwen.” Een grotere rol voor mensen die zelf onderdeel zijn van de gemeenschap waarover data wordt verzameld, lijkt dus essentieel.
* Een ‘categorie’ is de indeling van data in groepen door het CBS. Op die manier wordt er bepaald wie er in een bepaalde groep valt.
** Een ‘label ‘ is de naam die door het CBS aan die groep wordt gegeven.
Dit artikel is tot stand gekomen dankzij een bijdrage van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.
Genoten van dit artikel? Word ‘friend’ van Lilith en support onze journalistieke en feministisch platform of doneer.
Enjoyed this article? Become our friend and support us or donate.