Column: Opstandig priemende tepels
Weinig lichaamsdelen zijn zo geliefd en tegelijkertijd omstreden als de vrouwelijke borst. Vereerd als religieus vruchtbaarheidssymbool, op het schild gehesen als summum van moederschap, geobjectiveerd in de kunst, vercommercialiseerd in reclames en pornografie, en als politiek strijdveld waarin extreemrechtse partijen genderdysforie wegzetten als genderwaanzin.
De expositie Darker, Lighter, Puffy, Flat in de Kunsthalle in Wenen legt de bal bij vrouwelijke en queer kunstenaars en dat levert een gevarieerde verzameling op. Neem nu het zelfportret Traum von Idealbusen / Busenwunch / Busenillusion [Droom van de ideale boezem / Boezemwens / Boezemillusie] (1996-1997) van de Oostenrijkse Maria Lassnig (1919-2014). Lassnig was 77 jaar toen ze dit zelfportret met gulle verfklodders maakte.
De kunstenaar heeft zichzelf geschilderd in ziekelijk groengele kleuren, als een buste zonder armen, een en al borst en een hoofd op een sterke nek. Doordat het hoofd is geabstraheerd en doet denken aan een Paaseiland-beeld, hoekig en nors, ligt de focus in het zelfportret op de buste. De blauwgrijze strepen achter haar wekken de suggestie van een vitrage, terwijl links een bloedkleurige verfstreek de omtrek van haar lichaam afbakent. Ze lijkt een derde tepel te hebben, of misschien is dat een speling van perspectief. Zou ze op 77-jarige leeftijd nog steeds hebben gedroomd over ideaalborsten?
Wie heeft er niet ooit, net zoals Lassnig, gedroomd over de ‘ideale borsten’? Ze moeten altijd groter, kleiner, donkerder of lichter. De mijne voldeden in elk geval niet aan het ideaalbeeld dat ik mezelf voorhield als puber, want: te klein, met een minieme tepelhof waarop buitenproportioneel grote bruinroze tepels rusten.
Ooit figureerde ik in een tv-reclame voor Moederdag, gevuld met diverse moeders en dochters. In mijn scène lagen ‘mijn kind’ en ik in dezelfde houding op bed te slapen in matching groene tanktops. Een tv-moeder heeft geen okselhaar (dat werd er on set afgeschoren, mijn partner was geschokt toen ik kaal thuiskwam) en de regisseur verontschuldigde zich na een eerste shot en de feedback in haar oortje, met de mededeling dat de opdrachtgever geen priemende tepels in beeld wilde. Zelf vond de regisseur het onzin, we bleken dezelfde bralette te dragen, maar toch liet ze afplaktape brengen waarmee ik mijn tepels probeerde in te tomen.
Lassnigs zelfportret lijkt de kijker te tonen: “Ook ik ben me bewust van de ideale borst, maar dit is waar ik het mee te doen heb. Ik toon ze aan je door ze te schilderen en dat is oké, ze mogen er zijn.” De begeleidende expositietekst haalt in relatie tot Lassnig het werk van de Guerrilla Girls aan, die in 1980 de fameuze vraag stelden: “Do women have to be naked to get into the Met. Museum? Less than 5% of the artists in the modern art sections are women, but 85% of the nudes are female.”
Verderop in de expositieruimte bevindt zich achter een gordijn een knusse huiskamer-installatie met een comfortabele bank, foto’s aan de muur en houten meubilair. Bij nadere inspectie blijkt de klassieke houten kast met glazen deuren gevuld met knalroze kolfapparaten. De ingelijste foto’s op de bijzettafel en aan de muur tonen een vrouw die ogenschijnlijk borstvoeding probeert te geven aan een hond. Dit werk unit: Hybrid Family (2023) is van de Sloveense intermediakunstenaar Maja Smrekar (1978).
Het voelt als het weerzien met een oude vriendin, want ik zag Smrekars werk eerder in haar geboorteland. Ik was in Ljubljana voor werk, en voor het eerst gescheiden van mijn baby. Voor het project dat ik daar zag, Hybrid Family (2016), gebruikt Smrekar precies hetzelfde zachtgele kolfapparaat als ik. Ze trainde haar lichaam drie maanden om haar puppy Ada te voeden, waarmee ze een niet-menselijke hybride familie to the max wilde creëren en de status quo van het traditionele kerngezin uitdaagt. Op een paradoxale manier gaat er iets troostends uit van haar poging om de afstand tot de ander op te heffen met een mechanisch kolfapparaat.
Terug in de Kunsthalle in Wenen valt het op dat er weinig kleurvariëteit van borst wordt tentoongesteld. Een van de uitzonderingen is Gymnasium van de Arabisch-Italiaanse Monia Ben Hamouda (1991). Haar werk bestaat uit prothetische, met Arabische kalligrafie beschilderde borsten, gedrapeerd over twee weerbarstige stenen die op een ronde spiegel liggen. De kunstenaar refereert hiermee aan de mythe van Sint Agatha van Sicilië. Dit verhaal gaat over de vijftienjarige Agatha die een kuisheidsgelofte aflegde in de 3e eeuw na Christus. De diepgelovige jonge vrouw wees meermaals de avances af van de Siciliaanse machthebber Quintianus. Hierop werd ze gevangengenomen en gemarteld: haar borsten werden er met een tang afgetrokken.
Agatha werd tot heilige verklaard, en is verworden tot ze de beschermheilige van vrouwen die te maken krijgen met onder andere borstkanker en verkrachting. De kalligrafie in het werk van Ben Hamouda verwijst naar haar andere culturele achtergrond: haar vader was een islamitische kalligraaf. Als kind van twee culturen reflecteert ze op vrouwelijke autonomie, ideeën van traditie, kuisheid en hoe die twee culturen hun invloed uitoefenen op haar.
De existentialistische filosoof Jean-Paul Sartre (1905-1980) schreef in 1943 dat de blik van de ander jou objectiveert en daardoor vervreemdt van jezelf. Hij zei ook: “De hel, dat zijn de anderen.” (Hoe die hel van geïnternaliseerde vervreemding eruitziet, laat schrijfster Toni Morrisson mooi zien in het boek The Bluest Eye (1970).) In de tentoonstellingsgids is in dit kader een vermakelijk essay met serieuze ondertoon opgenomen van de Tunesische Aziza Harmel (1985): “My see-through tops are soft revenge for my shame.” Zij beschrijft daarmee hoe het was om als Tunesische te assimileren toen ze naar Nederland verhuisde om hier te studeren.
Ook Harmel ziet zichzelf door de ogen van haar medestudenten: met te hoge hakken en te lage strakke broeken. Na verloop van tijd geeft ze het op om zich aan te passen en neemt ze op subtiele wijze ‘wraak’ door helemaal zichzelf te zijn, compleet met doorschijnende topjes.
Op de Moederdag-set lieten mijn tepels zich, ondanks de afplaktape en de heersende schoonheidsidealen, niet beteugelen. Als ik de website van de regisseur opzoek, blijkt de thumbnail voor het spotje mijn opstandig priemende tepels te zijn. Is het haar manier van weerstand bieden tegen de status quo? Darker, Lighter, Puffy, Flat toont dat borsten ook humoristisch, kritisch en unapologetic mogen zijn. Niet langer door de hel, de anderen, maar door de ogen van de vrouwelijke en queer kunstenaars zelf bezien.
Darker, Lighter, Puffy, Flat, t/m 14 april 2024, Kunsthalle, Wenen
Verder lezen & kijken
Guerrilla Girls: Do Women Have To Be Naked To Get Into The Met. Museum?
Toni Morisson, The Bluest Eye (vert. Het blauwste oog) (1970)
Tonya Sudiono is journalist, communicator en lid raad van advies bij het Nederlands Letterenfonds. Ze schrijft voor Lilith Magazine een column over all things cultuur.
Steun Lilith, draag bij aan onze crowdfund! We moeten 35.000 euro ophalen om te kunnen blijven bestaan en onze missie voor journalistiek voor verandering voort te kunnen zetten. Als we het niet halen, zullen we dit jaar moeten stoppen. Doe je mee?